Buitenbeentje Bretagne

Met het ene been op het land en het andere uitgestrekt in zee mag je Bretagne gerust een apart geval noemen. Een regio van contrasten, zeker in het noorden waar geheimzinnige bossen en ruige kusten haasje over spelen met open landerijen en gastvrije dorpen. Welkom in het huis van Argoat en Armor!

Tekst & foto’s: Kris Van der Stockt

Natuurlijk spreekt iedereen er Frans. Toch weert het Bretons, de laatste Keltische taal op het Europese vasteland, zich als een duivel in een wijwatervat. Heiligen doen het trouwens nergens beter dan hier. Al zijn megalithische monumenten uit een heidens verleden nooit ver weg. Voordat we echter aankloppen bij Asterix en Obelix volgt er nog een pittige heenreis. 


Zonde van het glanzend nieuwe Italiaanse schoeisel op de Africa Twin, maar Saint-Malo ligt nu eenmaal niet voor de deur. Op een paar ochtendbuitjes na houden we het helemaal droog, zij het onder een snipverkouden wolkendek. Veel avontuur valt er niet te rapen onderweg en al gauw ziet de Honda eruit alsof we al maanden onderweg zijn. Geen erg, dat staat stoer volgens Generatie Y achterop in het zadel.


De zilte zeelucht en vooral dat glaasje wijn bij haar eerste schotel zeevruchten eisen snel hun tol. Er zit dus niks anders op dan alleen op stap te gaan in Saint-Malo die avond. Een lange strandwandeling naar het voormalige kapersnest zet mijn teller helemaal op nul. Achter de muren van de granieten stad weerklinkt veelbelovend geluid. De horeca heeft het winstgevend roer van de zeerovers duidelijk overgenomen!


Niet alleen de zon heeft tijd nodig de volgende dag. Klokvast ben ik nooit geweest en met nog geen 100 km op de dagteller mag het gerust “à l’aise” in Breizh, zoals ze Bretagne in de volksmond noemen. Dat is met Honda’s welbekende Dual Clutch Transmission in automatische modus geen probleem. Rustig scooterend gaat het van het elegante Dinard en ’s werelds tweede grootste getijdencentrale aan de Rance naar de vuurtoren en het weidse landschap rond Cap Fréhel.


De steile kaap markeert het einde van de Côte d’Emeraude. Smaragdgroen is het zeewater vandaag helaas niet. Langer wachten op de beloofde zon haalt niks uit, dus gaan we maar Bretonse galetten en crêpes eten op wandelafstand van de gouden zandstranden van Fréhel. Pannenkoeken dus, de ene gemaakt van boekweit en de andere van tarwemeel. Een specialiteit die we net iets liever lusten dan het zeewier dat de weg naar de Bretonse keuken heeft gevonden, zo laten we ons vertellen. Bio is groen in Bretagne, dat staat buiten kijf.


“To bio or not to bio” is niet meteen de vraag die we ons als gezonde Bourgondiërs stellen. Wel weten we dat boekweitproducten supergezond en glutenvrij zijn. Het plantje werd in de 12e eeuw door attente kruisvaarders mee naar huis gebracht en later intensief geteeld op onze zure gronden. In Bretagne wordt het pseudograan nog altijd verbouwd, al is het gewas bijzonder fragiel en weergevoelig.

Geduld is overigens een gave die wordt beloond. Dat blijkt als we terug in Saint-Malo zijn, waar de zon het beste in ons boven haalt. De scooter ontpopt zich al gauw tot een rasechte motor en in sportieve spurt breien we nog een staart aan het programma. In Cancale, de wereldhoofdstad van de oesters, laten we de beroemde Venusschelp voor wat ze is en rijden helemaal naar boven, naar de Pointe du Grouin. Beneden ons glinstert de zee als een oneindige smaragd. Dat juweel pakken ze ons alvast niet meer af.


Meer dan 200 km valt er vandaag te rijden over secundaire wegen. Na een korte stop in Erquy, waar Uderzo stripinspiratie opdeed voor zijn onoverwinnelijk Gallisch dorp, gaat het langs de baai van Saint-Brieuc binnendoor via Paimpol en Perros-Guirec naar onze chambre d’hôte in het landelijke Louannec. Gelukkig zijn we beste maatjes geworden met de Africa Twin. Wat is het heerlijk om de parallelle tweecilinder op stang te jagen door vingersgewijs met de manuele koppeling te spelen.


De baai van Saint-Brieux staat bekend voor haar mosselcultuur en nog meer voor haar sint-jacobsschelpenvangst. In het charmante haventje van Binic hebben de kabeljauwschoeners van weleer plaats gemaakt voor pleziervaartuigen. Het is er gemoedelijk zitten aan de kade met een koffie en een zoetigheid. Zo duurt het even voordat we weer in het zadel zitten. De boot naar het bloemeneiland Bréhat mogen we in geen geval missen.


In Ploubazlanec rijden we halsoverkop naar de punt van Arcouest. Nog gauw de Honda aan de ketting en we kunnen nog net mee met de overzet. Deze voert ons bij wijze van kennismaking eerst rond het eiland. Eilandjes moeten we eigenlijk zeggen, want de twee hoofdeilanden beslaan met de tientallen riffen en rotsen amper enkele vierkante kilometer. Genoeg om de wame Golfstroom haar werk te laten doen, al maakt de mist het haar niet gemakkelijk vandaag.


Het zuiden is hoe dan ook lieflijker dan het noorden. Dat valt nog beter op wanneer we er voet aan wal zetten. De zon heeft ondertussen alle mist opgeruimd. Met de regelmaat van de klok zien we vanop het terras van Hôtel Bellevue dagjestoeristen aanspoelen. Een korte verkenning leert ons dat de enkele honderden eilanders absoluut niet te klagen hebben. Een overdaad aan exotische bloemen en planten maakt dat je schoonheid effectief kan ruiken en wie zijn ledematen een beetje rekt en strekt, krijgt er visueel het beste van Bretagne te zien. Een oogstrelender strand dan dat van Plage du Guerzido is moeilijk te vinden in Bretagne. Ja, hier wil ik wel enkele dagen verblijven om al wandelend of fietsend het eiland verkennen.


Dé toeristische bezienswaardigheid aan de noordkust van Bretagne is natuurlijk de roze granietkust van Ploumanac’h. Weer en wind hebben de gestolde magma in miljoenen jaren tot de gekste vormen geboetseerd. De hoed van Napoleon, een omgegooide fles, een sint-jabobsschelp … veel heb je niet nodig om je verbeelding los te laten op een wandeling naar de al even rozerode vuurtoren.


Verbeelding en devotie vormen een onafscheidelijk duo, toch op het strand van Saint-Guirec waar de Bretonse heilige voet aan wal zette en in de 12e eeuw zijn kapelletje kreeg. Hopeloze vrouwen konden er een naald in de neus steken van het heiligenbeeld. Bleef de naald steken, dan waren ze binnen het jaar van de markt. Geen evidentie gezien het weer, maar toch een praktijk die zo te zien veelvuldig werd toegepast. De neus is immers helemaal verdwenen!


Bretagne zet zjin heiligen nog altijd op een piëdestal. Zowel Perros-Guirec als het wat verder gelegen Tréguier hebben hun jaarlijkse bedevaartprocessie. In het geval van de oude bisschopsstad, een verzameling vakwerkhuizen rond een kathedraal, is dat niet alleen de heilige Tugdual maar ook Saint-Yves die in de plaatselijke ‘pardons’ worden meegedragen. Vergiffenis vragen voor ons veel te kort bezoek aan Tréguier doen we niet. De ene regenbui na de andere is hierna onze straf.

Met de brug over de Douron wisselen we in Locquirec de Côtes-d’Armor in voor de Finistère. Het meest westelijke departement van Bretagne hult zich in een monotoon grijs. In Morlaix duikelen we dan maar een crêperie binnen. Een foto van het granieten spoorwegviaduct, dat op spectaculaire wijze de oude stad overspant, kan gerust nog wat wachten.


Geen wonder dat de warmbloedige Romeinen het land van de Kelten als het einde van de wereld beschouwden en dat legendes als die van Koning Arthur en zijn zwaard Excalibur een gunstige voedingsbodem vonden in de alomtegenwoordige nevelslierten op het schiereiland. Een mysterieus landschap waar je klein van wordt, zelfs op een hoogpoter als een Africa Twin! Gedwee volgen we de baai van Morlaix, die veel weg heeft van een Noorse fjord. Mist en miezer houden ons ook in het statige badplaatsje Carantec in het zadel. Met Bretonse koppigheid en vooral een degelijk regenpak zetten we tot het bittere eind door. En kijk, in Roscoff schijnt zowaar het licht in de tunnel. Bij Toutatis, morgen wil ik minstens acht uur zon …


Ventende Johnnies die de beroemde uien van Roscoff aan de man proberen te brengen, zien we er niet. Britse toeristen echter des te meer. Daar zit natuurlijk de ferryverbinding met de Britse eilanden voor iets tussen. Al heeft het ooit met zeeroverij en visserij rijk geworden stadje genoeg aan zichzelf. Dat merken we aan de gebeeldhouwde gevels en mooi opengewerkte kerktorenspits op het einde van de straat. Vanop de pier in zee hebben we een enig zicht op het karakterstadje. Ook wat we op ons bord krijgen in het restaurant aan de kade mag er best zijn.


Alsof de Gallische goden er in hoogsteigen persoon over waken, krijgen we een pak zonnestralen in het lang en breed uitgesmeerd over de ongerepte Côte des Légendes. De route touristique in het uiterste westen van Bretagne voert ons langs de meest verlaten baaien en inhammen aan de Iroise Zee. Abers heten deze ondergelopen riviermondingen, welke diep in het groene binnenland nog altijd de kracht van eb en vloed ondergaan. Een wet van de zee, welke in samenspel met de wisselende weerelementen voor de mooiste plaatjes zorgt.


De Route des Abers is ook die van de vuurtorens. Nergens kom je meer van deze ranke wachters tegen dan hier. Bretagne telt er meer dan vijftig, waarvan bijna de helft langs de uitgerafelde kustlijn tussen Roscoff en Brest staat. Werkloos zijn ze niet, want de drukke scheepvaart gaat ook in onze tijd onverminderd voort. Dat weten de lokale kustbewoners maar al te goed. Zo doet het verhaal de ronde dat ze hier vroeger niet voor terugdeinsden om rijkbeladen schepen op de klippen te laten lopen door ’s nachts met toortsen te zwaaien.


Legende of niet, het enige wat wij op de Iroise stranden vinden zijn meterslange zeewierslierten, waarvan we inmiddels weten dat ze niet uitsluitend in de schoonheidsindustrie worden verwerkt. Die avond spelen we dan ook op veilig in het restaurant. De kabeljauw op een bedje van prei smaakt nog eens zo heerlijk. Als kers op de taart schenkt de bistro ons een gratis zicht op de beroemde Phare Mathieu en de romantische abdijruïne ernaast. Een zieltogend zonlicht zet beide in vuur en vlam. Een uniek moment om een al even unieke dag mee af te sluiten!


Bekoorlijk zou ik Brest nu niet direct noemen. Al doe ik, eerlijk gezegd, niet echt mijn best. Dat doet ook een haperende gps niet. De modernste stad van Bretagne laat zich sowieso niet gemakkelijk ontdekken. Of je moet een gids onder de arm nemen, te voet ... of in een kabelbaan hoog boven de stad. Een overdaad aan beton dat we niet meer gewend zijn de voorbije dagen. Geef ons maar de vrije natuur van het schiereiland van Crozon!


Het schiereiland van Crozon steekt als een kruis uit in zee. Een mini-Bretagne dat zijn status van regionaal natuurreservaat terecht te danken heeft aan enkele van Frankrijks mooiste landtongen. Dat wordt morgen beslist een nieuw kaartje steken in de Olympus. Al moet een fotograaf vingervlug zijn. Zo kan het weer boven de Iroise Zee, zoals de Atlantische Oceaan hier heet, omslaan als het grillig gemoed van een vrouw. Op de Pointe de Pen-Hir zijn we de bevoorrechte getuige van zulke metamorfose. In amper enkele minuten hult de mooiste van alle Crozon-kapen zich in een mantel van mist. Om nog geen halfuur later af te werpen onder een blakende zon. Bretagne op en top!


Na Crozon keren we de zee de rug toe. Via de boomloze ‘bergen’ van de Monts d’Arrée trekken we dieper en dieper landinwaarts. Net zoals het schiereiland van Crozon maakt dit ongerepte landschap van heide en veen deel uit van het regionaal natuurpark Armorique. Daartoe behoort ook nog in extremis het bos van Huelgoat, waarin gigantische rotsblokken liggen.


De lokale gids die we onder de arm nemen laat ons graag geloven dat de reus Gargantua ze naar de dorpelingen had gegooid omdat ze hem alleen wat slappe pap hadden voorgezet toen hij honger had. Het ganse bos wemelt trouwens van de vertelsels. Zo zou de mythische koning Arthur hier ergens begraven liggen. Maar zo zijn er nog wel plaatsen in Bretagne waar de legende van Arthur springlevend is!


Hoe het komt dat het binnenland van Bretagne zo groen is, die vraag wil je beter niet onmiddellijk beantwoord zien. Gelukkig liggen er onbekende maar heuse stadspareltjes als Quintin, Moncontour en Lamballe op onze route, zodat we even kunnen ontsnappen aan de weliswaar malse maar overvloedige regen die al uren naar beneden gutst. Bijna komen we zo tijd tekort in het historische Dinan, dat nog twee derde van zijn middeleeuwse muren bezit (niet te verwarren met het Belgische Dinant, waarmee het is verbroederd). In het stadje Guingamp, dat we alleen kennen van zijn knap presterende voetbalploeg, wacht ons een warme maaltijd en mals bed.


Saint-Malo, waar we de reis zijn gestart, is niet ver meer nu. In het naburige Cancale hebben we onze zinnen gezet op een tochtje met de zodiac. Dolfijnen zien we niet in de baai van Mont Saint-Michel, maar de fraaie zeegezichten op het beroemde getijdeneiland maken alles goed. Een korte maar nijdige fietstocht terug naar onze gastenkamer doet het ergste vermoeden voor de naakte cijfers op de weegschaal morgen. Bij een bord vol oesters en een fles cider nemen we in het gezellige haventje La Houle gepast afscheid van een goede vriendin.


Hiermee hebben we onze toer in het noorden van Bretagne helemaal rond gemaakt. Smaragdgroene baaien, granietroze kusten, donkere bossen en mistige rivierdalen, we hebben het allemaal gezien. Behalve rijden en afstappen hebben we er ook lekker gegeten en gedronken.


Toch zijn het de vriendelijke Bretoenen zelf die ons het meest hebben verrast. Net als de Africa Twin, zeg maar Honda op zijn best. Zou het zuiden van Bretagne ook zo mooi zijn?

Praktische informatie

Ligging

Bretagne ligt in het uiterste noordwesten van Frankrijk. Begin- en eindpunt van onze tocht door het noorden van Bretagne is Saint-Malo, het bekende toeristenstadje in de al even bekende baai van Mont Saint-Michel. We volgen eerst de kust helemaal naar Brest en keren daarna via het groene binnenland terug.

Oppervlakte

Bretagne is met zijn 27.208 km² bijna net zo groot als België.

Inwoners

Bretagne telt 4 departementen, samen goed voor 3,3 miljoen inwoners.

Hoogste punt

Roc’h Ruz, 385 m boven de zeespiegel, behoort tot de Monts d’Arrée, het oeroude ‘bergmassief’ van Bretagne.

Talen

Frans (het Bretons wordt nog amper gesproken).

Klimaat

Bretagne heeft een gematigd zeeklimaat. De Atlantische Oceaan is dan ook nooit veraf. Westenwinden brengen behalve wind geregeld mist en regen (minder in de zomer). Aan de kust kan je op één dag verschillende seizoenen beleven. Dikwijls klaart de hemel er helemaal uit tegen de avond.

Onderdak


Meer info





Geen opmerkingen:

Een reactie posten