Vallei van de Bruche, de andere Elzas

De Elzas is bijzonder geliefd bij (motor)toeristen. Haast onbekend en dus heel wat rustiger is de vallei van de Bruche, die het noorden van de Vogezen met het zuiden van Lotharingen verbindt. Minder van hetzelfde en meer van iets anders, daarvoor zadelen we graag de paardjes van de Duc.

Tekst & foto’s: Kris Van der Stockt

In mei is er altijd wel een verlengd weekend om wat buitenlandse bochtjes mee te pikken. Deze keer zoeken we het met ‘Le Grand Est’ niet te ver. Al is deze superregio in het noordoosten van Frankrijk bijna twee keer zo groot als België. Met de helft van het aantal inwoners wordt dat dus weer even zoeken naar een tankstation en terrasje als je binnendoor rijdt. Klepperende ooievaars op hun paalhoge nest vertellen ons hierbij dat de Elzas niet ver meer is.

De Elzas, Alsace in het Frans, is met zijn druk bereden Vogezencols en fel gesmaakte wijndorpen geen onbekende in motorland. Toch passen we deze keer voor het kleurrijke Colmar en romantische Riquewihr. Een tip van de toeristische dienst leidt ons met veel precisie naar de vallei van de Bruche, een zijrivier van de Ill die we nog kennen van een schooluitstap naar Straatsburg uit een andere eeuw. In Saint Quirin, een geklasseerd dorp op de grens met de Vogezen, genieten we nog even van het lekker weertje in de schaduw van een goed glas.


Ons schietgebed in het pelgrimsdorp heeft helaas niet het gewenste effect. Een spervuur van regendruppels bestookt onophoudelijk het dakvenster en mijn ochtendhumeur in Hôtel Le Velléda. Een extra lang ontbijt brengt helaas geen soelaas. Goddelijk gehoor krijgen we niet, zelfs niet op een heilige berg als Le Donon. Wisten wij veel dat de hoogste berg van de noordelijke Vogezen een oeroude heidense plek was waar Vogesus, de Keltische god van het woud, werd vereerd …


Een muur van grijs houdt ons niet tegen op het wandelpad naar boven. Een schamele tien graden, dat afficheert de weerapp op mijn gsm. Boven op de top worden we zowaar lijfelijk gegeseld door de regen. Zowel de overblijfselen als de 19e-eeuwse replica van de Romeinse tempel hullen zich wat later in dikke mist. De stemmen die we horen blijken net als ons verbeten wandelaars te zijn. Ondanks het gemiste panorama ademt de plek een en al mystiek.


Schijnen doet de zon sowieso op ons bord en in ons glas. Dat is het geval ’s middags in Saulxures en nog meer ’s avonds in Natzwiller. Een mens moet zich gelukkig prijzen als hij in alle vrijheid kan rondtoeren met de motor van zijn dromen. Daarvan zijn we nog meer overtuigd als we in de namiddag een bezoek brengen aan het herdenkingsmuseum Alsace-Moselle in Schirmeck. Die vanzelfsprekende vrijheid hebben we duur betaald, zo blijkt in het museum. Reden te meer om onze democratische verworvenheden te koesteren.


Geen drang sterker dan vrijheid. Eenzelfde boodschap krijgen we zonder woorden te horen in de kampbarakken van het aan de overkant van de vallei gelegen concentratiekamp Le Struthof. Hiervoor haken we graag nog een onvoorzien lusje aan het einde van de dagrit. Als enige concentratiekamp op Franse bodem is dat van Natzwiller één van de meest moorddadige strafkampen van de nazi’s geweest. 


Meer dan vijftigduizend gedeporteerden, waaronder heel wat verzetslui en politieke gevangenen, werkten zich letterlijk dood in de granietgroeven van Albert Speer. De helft ervan zou het einde van de oorlog niet halen. Koude, ontbering, medische experimenten en de gaskamer waren er dagelijkse kost. Binnen via de poort en buiten via de schoorsteen, dat was de enige zekerheid in het Nacht und Nebel-kamp. Dankbaar schuiven we die avond goedgeluimd aan tafel in Hôtel Metzger.


Genieten van het leven, dat kan heus niet moeilijk zijn de volgende dag. Wijn, schnaps en wellness, in die volgorde plukken we de dag. Voor het eerste moeten we naar het dorpje Albé, waar de 11 ha van het wijngoed Domaine Barthel tot de hoogste van de Elzas behoren. De pinot gris die we er proeven behoort tot de lekkerste in zijn soort. Behalve een fles van het fruitig goedje verdwijnt er ook een heuse wijnstok in de topkoffer. De wijnliefhebber thuis zal meer dan tevreden zijn!


In het dorpje Steige gaan we op zoek naar wat extra kofferruimte voor enkele flesjes vruchtenlikeur. In de artisanale distillerie van wijlen Joseph Nusbaumer vertelt dochter Marianne ons dat er soms wel tot 20 kilo fruit nodig is voor 1 liter puur ‘levenswater’. Mirabelle, Poire Williams, Quetsch … proeven doen we uiteraard met mondjesmaat, want het zijn niet alleen pruimen en kersenvariëteiten die in de distilleerketel gaan. Godzijdank is het maar een korte rit naar Fouday.


In het welbekende en druk beklante spa-hotel bij Julien kunnen we helemaal ontgiften. Jong en oud, van heinde en ver, bijna iedereen wil hier zijn om lichaam en geest een weldoende beurt te geven. Een lichte maar heerlijke maaltijd brengt ons er weer helemaal bovenop. Turks bad, ijsgrot, jacuzzi … voor een keer geven we ons helemaal over aan het zuiverend ritueel. Sportief als we zijn trekken we nog snel een streepje in het binnen- en buitenzwembad. Dan gaan de slofjes en badjas onherroepelijk uit. De Duc heeft lang genoeg gewacht.


Die krijgt meteen zijn deel van de gelukzaligheid met wat extra kilometers. Deze leiden ons naar de Mont Sainte-Odile, het bekende bedevaartsoord op de berg. Eerst rijden we nog moederziel alleen op de hoogvlakte van de Champ du Feu, het enige skistation van het departement Bas-Rhin. Al gauw krijgen we gezelschap van enkele potige boxers. Vanop het kloosterterras krijgen we eindelijk het beeld dat ons op de Donon al was beloofd. Stel niet uit tot morgen wat je vandaag kan doen. Dat klopt niet altijd in de Vogezen, want vergeleken met gisteren genieten we van een hemels zicht. Het weer in de Vogezen kan best best veranderlijk zijn.


De meeste toeristen komen voor het zicht over de Plaine d’Alsace, het vruchtbare en langgerekte slenkgebied dat tussen de Vogezen en het Zwarte Woud ligt ingebed. Dat het gros van de Elzassers ook daar woont, merken we aan de zonbeschenen smog die over de laagvlakte hangt. Ook de 12 km lange heidense muur die de berg omringt, baadt in een waas van geheimzinnigheid. Waarom de Kelten deze muur hebben gebouwd, is nog altijd niet duidelijk. Behalve een Romeinse munt werd hier niets gevonden.


Dan zijn we beter gedocumenteerd over het klooster Hohenburg, dat in 690 door de heilige Odile werd gesticht. Zoals heiligen betaamt, liep haar adellijk leven niet over rozen. Als blindgeboren dochter van Eticho I van de Elzas werd ze terstond van het hertogelijk hof verbannen. Toen ze tijdens haar doopsel op miraculeuze wijze het zicht herwon en alleen nog aan God wilde uitgehuwelijkt worden, was haar vader pas helemaal van de kaart. Uiteindelijk kwam alles goed en kreeg ze van hem een kasteel dat ze tot een klooster verbouwde.

Vergevingsgezind is men hier nog altijd. Zo verdwenen er tussen 2000 en 2002 meer dan duizend oude manuscripten uit de kloosterbibliotheek. Een jonge professor uit Straatsburg had in een wetenschappelijk artikel over een geheime kamer in het klooster gelezen. Die bleek ook te bestaan, waardoor hij ongemerkt de eeuwenoude boeken van onder het stof kon halen. Op heterdaad betrapt werd zijn gevangenisstraf uiteindelijk in een milde werkstraf omgezet. De brave man had de kostbare werken met veel liefde behandeld en zelfs gerestaureerd!

Onze laatste dag in de vallei van de Bruche brengt ons naar het brood van Turlupain, de confituur van Climont en de salami van Perheux. Doodgewone producten die door Alsaciens zonder kapsones naar een hoger niveau zijn getild. Daarvoor rijden we in respectieve volgorde naar Saâles, La Salcée en Bellefosse. Niet meteen ronkende plaatsnamen die een belletje doen rinkelen, maar wel stuk voor stuk een boeiend verhaal leveren.

In het eerste dorp gaan we op zoek naar Turlupain, de biobakkerij van Luc Reuiller die er in 2013 zijn tweede houtoven in de Elzas installeerde om er zijn (h)eerlijke broden zonder additieven in te bakken. Zuurdesembakkers voegen immers geen gist toe, maar een papje van bloem en water dat op natuurlijke wijze fermenteert en het brood zijn speciale smaak en knapperig uiterlijk geeft. Brood met karakter dus, net als onze bakker. De zaken draaien duidelijk goed, want als we er aankomen, liggen er amper nog broden op de plank!


De confituren van Fabrice Krencker, les confitures du Climont, behoren tot de beste van Frankrijk. Dat zien we niet alleen aan de ingekaderde ‘adelbrieven’ op de muur, maar ook aan de passie waarmee zijn dochter Perrine ons rondleidt in het gebouw. De jonge vrouw heeft allicht haar nodige portie confituur met de paplepel binnengekregen! Jaarlijks vloeit er meer dan 40 ton van het stroperig goedje, zeg maar fruit en suiker in perfecte balans, uit de koperen ketels. Ook hier moeten we bijna de ene soort na de andere proeven, meer dan 30 in totaal. En ook hier passen er nog wel enkele potjes in de koffer!


Via de Col de Steige gaat het richting Bellefosse. Gehaast zijn we niet, want het landschap is verblindend mooi. Dat heeft alles te maken met de aanwezigheid van de Climont. Temidden van het groen trekt deze solitaire berg in trapeziumvorm alle aandacht naar zich toe. Het is ook hier dat de Bruche ontspringt, om 76 km stroomafwaarts in de buurt van Straatsburg uit te monden in de Ill. De Vallée de la Bruche kan zich geen beter embleem wensen …


In de dorpsherberg van Bellefosse hebben we afgesproken met Simone Leininger. De sportieve dame kent de streek op haar duimpje en neemt ons mee voor een stevige wandeling in het land van de Ban de la Roche, een eeuwenoude heerlijkheid welke lang een protestantse enclave vormde in het Franse (en dus katholieke) Elzasgebied. In een pezig tempo gaat het via Waldersbach en een holle weg omzoomd door oude linden almaar hoger (en moeizamer!) naar de col de Perheux.


Het idee om jonggehuwden een lindeboom te laten planten als teken van hun liefde kwam van de plaatselijke dominee, Johann Friedrich Oberlin (1740-1826). De man wordt hier nog altijd op handen gedragen. Bijna 60 jaar lang zou hij in Waldersbach de dienst uitmaken en zich met hart en ziel ontfermen over het welzijn van zijn parochianen. Het gewone leven was ongemeen hard in deze uithoek van de Elzas. De verlichte ideeën van de pastor waren dan ook een lichtpunt in hun donkere bestaan. Zo kon hij ze overtuigen om wegen aan te leggen, liet hij ze nieuwe gewassen telen en zorgde hij eigenhandig voor basisonderwijs. Dat en nog veel meer van zijn filantropische ijver kan je ontdekken in de oude pastorij van Waldersbach, welke nu als Musée Oberlin door het leven gaat.


In de tuin van de Ferme Auberge de la Perheux smaakt het glas wijn nog zo heerlijk bij de salami die we geserveerd krijgen. Boven op de top, bijna 700 m hoog, genieten we als geen ander van de rust en de stilte. Enkele wandelaars stappen argeloos voorbij. Zouden ze weten dat er hier in de eerste helft van de 17e eeuw tientallen vrouwen als heks op de brandstapel belandden? Allicht niet, want het uitzicht over de groene vallei aan weerszijden van de col is veel te lieflijk daarvoor.


Religie maar nog meer taal heeft van dit stukje Elzas een bijzondere plek gemaakt. Net zoals elders in de vallei van de Bruche spreken sommigen nog het Welsch van hun verre voorouders, de oude Keltisch-Romaanse taal die de Germanen ‘wahl‘ noemden toen ze het West-Romeinse Rijk binnenvielen. En zo weten we meteen waar het Welsh in Wales en het Waals in Wallonië hun wortels vandaan hebben!

Tradities zijn er om in ere te houden. Dat doen we op culinaire wijze aan tafel bij Karine en Eric in hun chambre d’hôtes in Saulxures. Onze gastvrouw heeft speciaal voor ons de enige, echte Baeckeoffe gemaakt. De ‘bakkersoven’ behoort met de choucroute en de Flammenküche tot de typische Elzassergerechten die je zeker een keer in je leven moet hebben geproefd.


De casserole van groenten, aardappelen en verschillende stukken vlees wordt bij uitstek met familie aan een grote tafel gegeten, zoals op nieuwjaarsdag. Naar het schijnt gebruikt men brokjes rund om de katholieken te plezieren, terwijl het varkensvlees de protestanten moet behagen en het lam de joden. Oorspronkelijk was het zelfs een joods sabbatgerecht. Omdat de joden geen vuur mochten aansteken tijdens de sabbat, hadden ze er niets beters op gevonden om hun daags voordien klaargemaakte schotel zachtjes te laten sudderen in de nog warme oven van een niet-joodse bakker. Een geniale vondst die later heel wat vlijtige huisvrouwen eerst langs de bakker stuurde vooraleer ze naar de zondagse mis trokken of de maandagse was gingen doen!

In enkele dagen hebben we de vallei van de Bruche heel wat beter leren kennen. Een compact gebied met verrassend veel gezichten. Strak asfalt hoog in het groen, prachtige vergezichten, bekende en meestal onbekende bezienswaardigheden, meer moet dat niet zijn om er even tussenuit te knijpen. 


Bovendien kan je in dit bescheiden stukje Frankrijk erg lekker eten aan een eerlijke prijs. En wat misschien nog belangrijker is: overal waar je komt, krijg je een warm onthaal. Dat laatste zit gewoon in hun natuur, zoals de toeristische slogan de vallei van de Bruche aanprijst. Als dat geen aantrekkelijke kortbijbestemming is om je lieveling, wie dat ook mag zijn, eens goed te verwennen?

Praktische informatie

Ligging

De vallei van de Bruche ligt in het hart van de Vogezen, een welomlijnd gebied gevormd door de Bruche en haar zijriviertjes. Hoofdstad van de vallei is Schirmeck.

Oppervlakte

De vallei van de Bruche is slechts 33 km lang, goed voor 303,55 km².

Inwoners

De vallei van de Bruche bestaat uit 26 gemeenten. Samen tellen zij iets meer dan 21.000 inwoners, wat neerkomt op een dichtheid van 71 inw./km².

Hoogste punt

Champ du Feu, 1.099 m hoog.

Talen

Frans (het oude Welsch wordt amper nog gesproken).

Klimaat

De vallei van de Bruche heeft het typische klimaat van de Vogezen: continentaal in de lager gelegen gebieden en een bergklimaat in de hogere delen. Vergeleken met dat van ons is de zomer warmer en de winter kouder. Er valt ook meer neerslag in korte hevige buien, vooral op de hoge toppen. En laat het net daar zo leuk rijden zijn!

Onderdak


Internet



Geen opmerkingen:

Een reactie posten