De Allier, land van boeren en Bourbons

De Allier is niet meteen het ruigste maar wel het rustigste departement van de Auvergne. Ideaal om een weekje stoom af te laten in het vreedzame bocagelandschap dat het midden van Frankrijk zo typeert.

Tekst & foto’s: Kris Van der Stockt

Landschappelijk en cultuurhistorisch heeft het oude hertogdom van de Bourbonnais alles waar we als francofiele reiziger zo van houden. Een panoramisch lappendeken van weiden en bossen brengt ook nu weer rust in het hoofd. Met een gemiddelde hoogte van 328 m is het er gemoedelijk toeren van dorp naar dorp. Bovendien ligt het rivierlandschap van de Allier aan de voeten van het Centraal Massief, zodat er heus wel wat actiever schakelwerk volgt eens je zuidwaarts rijdt.

Na een kort voorspel van zachte welvingen gaan we zonder talmen voor het absolute hoogtepunt. Hiervoor moeten we wel helemaal naar het uiterste zuidoosten van het departement. Als voorpost van Frankrijks centrale middelgebergte brengt de Montagne Bourbonnaise ongetwijfeld de banden op gepaste temperatuur. Kletsnatte wegen beslissen er helaas anders over.


De Montagne Bourbonnaise

De herfst is inderdaad vroeg in het land wanneer we in La Chapelle onze driepitter laten warm draaien voor zijn eerste serieuze tocht in de Bourbonnais. Kleur bekennen doet het dak van de Allier allerminst. Het open groen van de avond tevoren gaat schuil onder een versmachtend grijs. Hoe hoger we klimmen, des te dikker de mist. Veel wordt er niet gezegd op de motor. Boven op de col de la Loge des Gardes, toch goed voor een flinke duizend meter, houden we het letterlijk voor bekeken. Het kleinste winterstation van de Auvergne, waar men ook in de zomer de flank van de top benut, ziet ons niet eens wegritsen voor een hoogstnodige plas.


Even ongemerkt glippen we het buurdepartement van de Loire binnen. In Saint-Just-en-Chevalet vinden we eindelijk wat beschutting in een bar. We maken van de nood een deugd en leren ter plekke dat het dorp alles te danken heeft aan zijn bijzondere ligging op een kruispunt van wegen. In het spoor van de Romeinen volgde al gauw een stoet aan ridders en postkoetsen, die er zichzelf en hun paard de nodige rust gunden in de herbergen langs de weg. Verwijst een paard in het blazoen naar dit verleden, een marmeren plak op de muur van het gemeentehuis onthult een andere bijzonderheid. Zo wisten de dorpsbewoners onder het Duitsgezinde Vichy-regime meer dan 130 joden te verbergen. Een rechtvaardige daad waarvoor het dorp de titel van ‘village des justes’ kreeg.

Drijfnat komen we aan in Vichy. Ontsnappen doen we ook hier niet aan het hemels vocht. Dat kan ook moeilijk anders in een stad die zich de Koningin der Watersteden noemt. Al sinds de tijd van de Romeinen borrelt het water er gezond en wel naar boven. Madame de Sévigné, de dochters van Lodewijk XV, Napoleon III… allemaal kenden ze de heilzame werking van het minerale water. Geen bekend gezicht of het liet zich zien in ’s werelds bekendste kuuroord uit de 19e eeuw. De beslissing van Pétain om met zijn collaboratieregering naar Vichy te trekken - alleen hier waren er genoeg hotelkamers! - maakte abrupt een eind aan dit frivool bestaan. Een inktzwarte pagina zou nog lang haar schaduw werpen op het vervolg van Vichy’s verhaal. Toch krabbelde Hare Hoogheid uiteindelijk weer recht. De beau monde heeft dan wel andere exclusieve oorden gevonden, maar wie kent de potjes en zalfjes van de Laboratoires Vichy ondertussen niet?


Vorstelijk bruisen als champagne doet het rustige provinciestadje aan de Allier helaas niet meer. Op een verregende septemberzondag mist de vervlogen grandeur zelfs alle glans. Onze gids doet nochtans haar uiterste best en neemt ons mee naar de mooiste plekjes in en rond het Parc des Sources. Natuurlijk is bronwater geen champagne. Van de verschillende soorten waar we van proeven, is alleen dat van de Célestins-bron op smaak. Hemels zou ik het niet noemen, tenzij je het vergelijkt met de afschuwelijke smaak van wat er uit de andere kraantjes komt. Thermaal water is dan ook veeleer om in te baden of, nog gemakkelijker, gewoon op je huid te verstuiven!

De vlakte van de Limagne 

Bij gebrek aan oude wijven stopt het de volgende dag met regenen. Druppelsgewijs laat de herfst zich eindelijk van zijn beste kant zien. Hielden we het nog braaf op de doornatte wegen boven Vichy, dan strikt het lint asfalt tussen de uitgestrekte velden van de Limagne ons eindelijk voor wat actie.

In de tijd van de Romeinen lag hier nog een reusachtig meer, lagus magnus in het Latijn, dat zijn naam heeft gegeven aan de streek. Echt plat is de vlakte niet, zodat het op de koppelrijke Triumph aangenaam rijden is tussen de welvende velden. In Ebreuil is de verleiding te groot om de D915 niet te nemen naar de Gorges de la Sioule. Het kloofdal dat de zijrivier van de Allier ter hoogte van het kasteel van Chouvigny heeft uitgesleten, is zijn omweg meer dan waard. We zetten de motor aan de kant en genieten van de absolute stilte van de plek. De strategische ligging boven de rivier doet heel wat anders vermoeden in de roerende middeleeuwen.


De bochtjes gaan erin als zoete koek en vooral de toegangsweg naar Charroux is de kers op de taart. Al onze zintuigen zijn alvast lekker aangescherpt. Dat is maar goed ook, want in het middeleeuwse heuveldorp komen ze direct van pas. Het kleine mosterddorp is niet voor niets één van Frankrijks mooiste dorpen. Gelegen op een kruispunt van (karre)wegen nam Charroux lange tijd een strategische plaats in. In de 19e eeuw denderde de trein van de vooruitgang er echter straal aan voorbij. Pas anderhalve eeuw later zou de schone slaapster uit haar dodenslaap ontwaken, toen mosterdmakers maar ook kaarsendraaiers, saffraantelers en tal van andere ambachtelijke nijveraars haar nieuw leven inbliezen.


Afscheid nemen doet altijd pijn, zeker wanneer een veelbelovende ochtendgloed de allerzachtste kleuren op de stenen gevels borstelt. Bovendien willen we het thuisfront kost wat kost verrassen met een potje ambachtelijk bereide mosterd en confituur. Veel haast maken we niet. We zijn er behoorlijk gerust in: alles valt wel in z’n plooien op het relaxte ritme van de Allier.


Het woud van Tronçais

Van de Plaine de la Limagne naar het Forêt de Tronçais is het eigenlijk maar een uurtje rijden. Dat is natuurlijk zonder de stops gerekend. Zowel in Chantelle als in Hérisson heerst eenzelfde gemoedelijke sfeer. Het eerste is gezegend met een monumentale vrouwenabdij boven het riviertje de Bouble. In het tweede is het de burcht van de Bourbons die boven de daken uitsteekt. Geloof het of niet, maar het zou een egel zijn geweest (hérisson in het Frans) die hier de jachthonden van Archambault I tot de wanhoop dreef. De stamvader van de Bourbon-dynastie nam echter een voorbeeld aan het stekelig dier en liet op de plek een al even oninneembaar bolwerk optrekken. De macht van de Bourbons zou in de eeuwen daarna alleen maar toenemen, in Frankrijk en zelfs ver daarbuiten. De huidige Spaanse koning blijkt trouwens de laatst regerende vorst te zijn uit het illustere vorstenhuis, dat ook de Franse Zonnekoning onder zijn dak telde.


Met dergelijk verleden kunnen we niet anders dan af te stappen in Hérisson. Daarbij komt dat het kwik behoorlijk is gestegen, zodat enige vochtinbreng meer dan welkom is. We zijn dan ook met geen stokken weg te krijgen op het terras van Auberge Le Médiéval. Vanuit onze luie stoel is het makkelijk plaatjes schieten. Toch weet ik mezelf te bewegen tot wat plaatselijk veldwerk. De ruïnes van de burcht prikken al enkele eeuwen door de wolken, net zoals de oude huizen nog altijd de oevers van de Aumance omboorden. Mijn aandacht gaat echter uit naar iets “spiritueler”. De Hedgehog (Engels voor egel) van mijnheer Balthazar is namelijk een whisky die hier in de kleinste distillerij van Frankrijk mag rijpen in eikenhouten vaten, afkomstig uit het woud van Tronçais. Liefhebbers van bourbon en scotch weten dus waar ze moeten zijn om deze speciale Franse variant eens te proeven…


Een glaasje bubbels, daarmee ontvangen Louise en Dick ons in hun tot gastenkamer omgebouwde hoeve in Le Brethon. Als een schat verborgen tussen de velden en weilanden vinden we er de serene stilte en pure essentie van de Allier. Een plek om wat langer te verpozen en het nabijgelegen bosmassief te verkennen de volgende dag. Natuurlijk wil de Triumph mee op stap. Zonder kofferballast en met nog geen 100 km op de dagteller wordt dit een lichtvoetige uitstap in het Pays de Tronçais.


Het woud van Tronçais, goed voor bijna 11.000 ha staatsbos, geniet naam en faam als mooiste eikenwoud van West-Europa. Dat dankt het aan de strenge kapregels van Colbert, minister van Lodewijk XIV, die er vooral het voortbestaan van de koninklijke vloot wilde mee veilig stellen. Hoe dan ook is het bos goed beschermd geweest. Nog altijd is de koning der bomen fel gegeerd voor zijn kaarsrechte stam, die destijds als mast werd opgezet. En niet alleen de lokale whisky maar ook de beste cognacs en bordeaux rijpen in eikenhouten vaten van hier.

Een kaarsrechte rit door het bos zorgt in de eerste plaats voor een welkome verkoeling op een warme septemberdag. Natuurlijk vraagt dit eikenbos om een wandeling tussen het loof. Een antwoord dat we verschuldigd blijven, gezien het motorpak waarin we zitten. Vizier open en rijden dus maar. Via Cérilly en Couleuvre, 2 van de 16 gemeentes die het Land van Tronçais naam en karakter geven, belanden we tegen de middag in Bourbon-l’Archambault.


In het spoor van de Bourbons

Hongerig gaan we in de oude hoofdstad van de Bourbonnais op zoek naar een geschikt terras. Dat vinden we na wat keren en draaien in het kleine restaurant Chez Lolo, midden in het hart van de stad. De pannekoekenspecialiteit die we bestellen vraagt meer geduld dan goed is voor mijn tikker. Tijd zat dus om de Tiger te bewonderen.


Zoals de naam van de stad laat vermoeden, staan we aan de wieg van het Huis Bourbon. Het stamslot van één der belangrijkste vorstenhuizen van Europa staat er nog steeds, precies zoals tien eeuwen geleden, maar dan met 21 torens minder. Burchten genoeg in de Allier, net als kuuroorden overigens. Bourbon-l’Archambault hijst zich met gemak naast Vichy in de top tien van de Auvergnaanse thermaalstadjes. Borvo, de Gallische god van het bruisend bronwater, heeft niet voor niets zijn naam gegeven aan Bourbon. Ver van de Italiaanse zon vonden koukleumen als de Romeinen er al verlichting voor hun stramme ledematen. Het hek was pas helemaal van het dak toen de ene hofdame na de andere er in navolging van Madame de Sévigné en Madame de Montespan, de lieveling van Lodewijk XIV, lijf en ledematen kwamen verzorgen.

Van een gezond lichaam naar een gezonde geest is het helemaal niet ver. In het geval van Souvigny zelfs nog geen 15 km. De dochter van Cluny, zoals het oude abdijstadje zich graag noemt, is nauw verbonden met het Huis van Bourbon. Staat het kraambed van het adellijk geslacht in Bourbon-l’Archambault, dan geniet Souvigny de eer hun eeuwige rustplaats te zijn in één van de zijkapellen van de monumentale abdijkerk. Meer nog dan de romaans-gotische abdijkerk inclusief verzorgde kloostertuin zijn we onder de indruk van de Place Aristide Briand, een stemmig pleintje dat van om het even welke hoek de mooiste kiekjes oplevert.


Een symbolischer parcours dan het circuit van de Bourbons kan je niet rijden in de Allier. Voordat we in Lurcy-Lévis opnieuw aanknopen met de hertogelijke route, gaan we de volgende ochtend nog even langs in Ainay-le-Château, ooit het trotse bezit van de heren van Bourbon. Pal op de grens met de Cher, waar de hertogen van Berry het voor het zeggen hadden, kreeg het dorp natuurlijk een kanjer van een kasteel. Het kasteel is ondertussen verdwenen, maar de omwalling staat er nog. Een plekje dat niet in ons Allier-album mag ontbreken!


Om een idee te hebben van de pracht en praal van de hertogen, moet je naar hun hoofdstad Moulins. Molens hebben we niet meteen gezien aan de oever van de Allier, maar de stenen brug overspant nog altijd in 13 bogen even majestueus de rivier. Het was in de 14e eeuw dat de hertogen van Bourbon hun residentie van het spirituele Souvigny naar het meer aardse Moulins verplaatsten om er hun koninklijke aspiraties royaal te demonstreren. Al gauw wemelde het hof van de artiesten en kunstenaars die het beste van zichzelf gaven in en rond het paleis.


Van het hertogelijk paleis schiet niet veel meer over dan een versterkte toren met een inderhaast gerestaureerd dak, “mal coiffée” geheten in de volksmond. De oude binnenstad van Moulins is nog altijd een bonte verzameling van vakwerkhuizen en herenhuizen rond het belfort en de kathedraal. Inspiratieloze neogotiek aan de buitenkant van de Notre Dame maakt tot onze verbazing plaats voor flamboyante hooggotiek aan de binnenkant. Toeristen hebben de kerk op hun lijstje staan omwille van de gebrandschilderde ramen, waarop middeleeuwse hovelingen in goed gezelschap van heiligen verkeren, en voor het beroemde Madonna-triptiek, waarvan niemand precies weet wie de meester is. De gids die we afluisteren weet blijkbaar meer, want volgens hem heeft een zekere Jean Hay het drieluik voor de hertog en zijn vrouw geschilderd op het einde van de 15e eeuw.


Sinds 2010 heeft Moulins er met het Maison Mantin een bezienswaardigheid bij. Hiermee opent het 19e-eeuws herenhuis na 100 jaar zijn deur voor bezoekers. Precies zoals de welgestelde Louis Mantin testamentair had vastgelegd, toen hij huis en inboedel aan de stad overliet. Hierdoor kunnen we vandaag als in een tijdcapsule binnenkijken hoe de bourgeoisie woonde in de 19e eeuw. Met het nodige comfort zo te zien, want het huis van Mantin kende al elektriciteit en zelfs centrale verwarming. De 19e eeuw had ook een voorliefde voor het excentrieke en bizarre, waarvan met Cordobaans leder overtrokken kamermuren en een goed gevuld rariteitenkabinet een mooi voorbeeld zijn.


Een huis dat als een schone slaapster tot leven komt, zij het met een goed bewaard familiegeheim. Wie had immers kunnen denken dat de gereserveerde vrijgezel Mantin er een passionele relatie met een getrouwde vrouw op nahield? Behalve haar naam, Louise-Gabrielle Alaire, is er amper iets geweten over deze dame. Dat is misschien maar goed ook, want een gedeeld geheim is vaak een verloren geheim…

Een mysterieuze love story die ons nog even bezig houdt bij een koffie in het spiegelend art nouveau-decor van Le Grand Café, wat verderop aan de Place d’Allier. Wat we wel met zekerheid weten is dat dit stukje Frankrijk voor ons alvast geen geheimen meer verbergt!


Praktische informatie

Ligging

De Allier ligt in het centrum van Frankrijk, in het noorden van de Auvergne. De historische landstreek van de Bourbonnais is een uitgestrekt hagenlandschap, waarin de Allier rustig haar weg zoekt naar de Loire. Pas helemaal in het zuiden van het departement rolt het bocagelandschap haar matten op voor de uitlopers van het Centraal Massief. De Allier vormt tevens de taalkundige overgang tussen de langue d’oil in het noorden en de langue d’oc in het zuiden.

Oppervlakte

De Allier maakt sinds 2016 deel uit van de Franse superregio Auvergne-Rhône-Alpes. Het noordelijke departement van de Auvergne is 7.340 km² groot.

Inwoners

Het departement van de Allier is dunbevolkt en ziet jaar na jaar het bevolkingsaantal afnemen (343.062 inwoners, wat een gemiddelde geeft van 47 inw./km²).

Hoogste punt

Puy de Montoncel, met 1.287 meter het hoogste punt van de Allier (Montagne Bourbonnaise).

Klimaat

Ook op klimatologisch vlak vormt de Allier een overgangsgebied tussen land- en zeeklimaat. Atlantische westenwinden zorgen voor gematigde temperaturen en helaas ook de nodige neerslag.

Routes

De Auvergne, en dus ook de Allier, is een paradijs voor motorrijders. VVV Auvergne heeft de mooiste routes in kaart gebracht. Je kan alle routes en bijhorend roadbook gratis van hun website halen.

Bezienswaardigheden

Net als overal in Frankrijk is het verleden prominent aanwezig. Dat is niet anders in de Allier, waar de hertogen van Bourbon de plak zwaaiden in de middeleeuwen. Talloze burchten steken nog altijd een vermanende vinger op in stadjes als Bourbon-l’Archambault en Hérisson, die je zo terugflitsen in de tijd. Roemruchtig verleden én bruisend heden tref je aan in het mooie Moulins. Een bezoek aan Vichy mag natuurlijk niet ontbreken, ook al heeft de badcultuur duidelijk beter tijden gekend. Dat kan je niet zeggen van de eikenbossen van de Tronçais, die tot de mooiste van Europa behoren. Wees gerust, in de Allier neem je ook als motorrijder gas terug!

Slapen


Meer info





Geen opmerkingen:

Een reactie posten