Zuid-Bourgondië op een slakkengang

Wie een bestemming als Bourgondië in de mond neemt, denkt meteen aan eten en drinken in overvloed. Dat je er ook lekker veel kan toeren in een gemoedelijk landschap waar de geuren en kleuren al zuiders zijn, mochten we geheel tot ons genoegen ervaren onder een uitbundige lentezon.

Tekst & foto's: Kris Van der Stockt

Zegt men van de Belgen dat het Bourgondiërs zijn, ook Nederlanders lusten behoorlijk wat pap van deze lekkere regio in Hollande’s land. Meer nog, kijkt men naar het aantal buitenlandse overnachtingen in Bourgogne, dan spant Oranje zelfs de kroon. Echt verwonderlijk is dat niet, gezien de eeuwenoude band van de Lage Landen met het vroegere hertogdom. Op het eind van de middeleeuwen reikte de macht van deze praalzuchtige hertogen dan ook van het midden van Frankrijk tot de Waddenzee.


Bourgogne du sud

Met een weekje aan vers ondergoed halen we de mosterd bij Catherine Fasseur. “Vergeet even Dijon en Beaune en laat je eens verrassen door het zuiden”, aldus de sympathieke dame van het regionaal verkeersbureau. Eenmaal we haar lijstje van dorpen en stadjes tussen Chalon-sur-Saône en Mâcon hebben ingeladen op de gps dienen we ter hoogte van de Bourgondische hoofdstad enkel nog wat gas bij te geven op de Autoroute du Soleil. En jawel, nog geen half uur later staan we aan de grens van de ‘Bourgogne du sud’, het meest zuidelijke deel van Bourgondië.

Saône-et-Loire, want zo heet het 71ste departement van Frankrijk, vangt dan wel een stuk minder toeristen dan zijn populaire noorderbuur Côte d’Or, het leven gaat er des te meer zijn eigen slakkengang. Kleine stadjes en popperige dorpjes vleien zich behaaglijk tussen de heuvelplooien langs de Saône, terwijl ontelbare wijnstokken van de Côte Chalonnaise en de iets zuidelijker Mâconnais net zo goed de gouden zonnestralen opvangen als hun beroemde soortgenoten langs de Route des Grands Crus. ‘Wining and dining’ aan een Bourgondisch gedekte tafel is met andere woorden ook hier geen bodemloos begrip. Wie er trouwens mocht aan twijfelen: escargots à la bourguignonne, wijngaardslakken met wat peterselie en knoflookboter dus, zijn echt wel een delicatesse!


Het parcours dat Catherine voor ons heeft uitgezet, van het bescheiden wijndorp Givry tot de indrukwekkende rots van Solutré in het uiterste zuiden van het departement, gaat er in als gesneden koek. Na een uitzonderlijk zachte winter en een al even bijzonder vroege lente is zelfs een urenlange rit over de snelweg ons niets teveel. Toch hoor ik achterop een diepe zucht van opluchting wanneer ik in Chalon-sur-Saône finaal de A6 verlaat. In Moulin Madame, in een vorig leven nog een statig ‘maison de repos’ omgeven door een tuin, genieten we van de rust en vooral van de lekkere maaltijd die Madame ons voorzet. Haar puree smaakt inderdaad naar meer en zo dicht bij Givry maken we gelijk een gekoelde fles van de gelijknamige appellatie soldaat. Even voel ik me de koning te rijk wanneer ik verneem dat Givry de lievelingswijn bleek te zijn van de Franse koning Henri IV!


Wijn heeft Givry en de 43 andere dorpen van de Côte Chalonnaise in de loop der eeuwen geen windeieren gelegd. Romeinse keizers, vrome monniken, afvallige pausen, allemaal hebben ze een boon voor een goed glas gehad. Ontelbaar moeten de schepen zijn geweest die zwaarbeladen de haven van Chalon-sur-Saône uitvoeren. Nog altijd is de stad als tweede grootste van de Bourgogne een belangrijk wijn- en handelscentrum, al is het vooral moderne industrie dat de economische hartslag ritmeert. Wat niet wil zeggen dat een stad die als ‘ville d’Art et d’Histoire’ te boek staat geen fotogenieke plekjes zou hebben.

Dat laatste is niet meer dan logisch, want met Nicéphore Niépce als beroemdste inwoner heeft de fotografie haar wieg in de stad. Hoe zijn fameuze foto vanuit het raam werd genomen en hoe zijn vennoot Daguerre uiteindelijk meer succes oogstte, kom je gratis te weten in het museum aan de met platanen afgeboorde Quai des Messageries. Een belichtingstijd van 8 u met niet meer dan een schimmige afdruk op een tinnen plaat in een houten doos, het lijkt wel fotografische prehistorie wanneer we even verder het ene “plaatje” na het andere schieten op de Place Saint-Vincent. Luidroepende marktkramers en overvolle terrasjes doen ons al gauw de kathedraal binnenvluchten. Een hapje eten doen we wel in het kleinere Givry.


Route des Grands Vins

Een wijnfeest annex brocanterie trekt ook hier heel wat volk, zodat de honger nog wat wordt aangescherpt in een tjokvol dorpsrestaurant. Ook zonder deze plaatselijke middenstandsactiviteiten is het wijndorpje met zijn ronde stadshal, kleurrijke stadspoort en sierlijke fonteinen de moeite waard om even de motor aan de kant te zetten. Net als het château de Germolles, waarvoor we zelfs nog even op onze schreden terugkeren. Haast ongemerkt voegen we ons bij een groepje bezoekers dat geestdriftig wordt rondgeleid op het domein.


Matthieu Pinette, wiens familie al 150 jaar het kasteel in bezit heeft, weet duidelijk waarover hij spreekt. Het duurt dan ook niet lang of ik hang aan de man zijn lippen en zie hoe Filips de Stoute in 1381 het feodale domein cadeau doet aan zijn gemalin, Margaretha van Vlaanderen. Deze laat het prompt tot een paleis verbouwen en zet hiervoor enkele van de beste meesters aan het werk (de beroemde beeldsnijder Claus Sluter versiert o.a. de enorme schoorsteen in de wapenzaal). Hoewel de tand des tijds zichtbaar heeft toegeslagen (en de vermaarde rozenhof van de hertogin plaats heeft moeten maken voor een een Engelse tuin), wordt het kasteel in alle boekjes betiteld als best bewaarde buitenverblijf van de Bourgondische hertogen.

De route des Grands Vins die we hier en daar voor een stukje volgen, is één van de vijf toeristische routes door evenveel Bourgondische wijngebieden. Gelegen tussen de koninklijke route van de Grands Crus en de zuidelijke route van de Vins Mâconnais-Beaujolais rijden we langs kleine dorpen met grote wijnen. Uiteraard prijken er geen ronkende namen als Nuits Saint-George, Vougeot of Pommard op het etiket, maar dat de Côte Chalonnaise al lang niet meer het kleine broertje is van de Côte d’Or, is welbekend. Excellente wijnen aan een betaalbare prijs, we zijn het niet meteen van een bourgogne gewend!


Eindpunt van de wijnroute en meteen ook het einde van onze dag is het bekoorlijke Saint-Gengoux-le-National. Het middeleeuwse dorp heeft zijn naam te danken aan Saint Gengoul, in onze contreien beter gekend als de heilige Gangolf (patroonheilige van de ongelukkige huwelijken!), voor wie de benedictijnermonniken van het naburige Cluny een nieuwe kerk lieten optrekken in 1120. Het dorp heette daarna heel lang Saint-Gengoux-le-Royal, als dank voor de stadsrechten dat het kreeg van Lodewijk VIII in het gezegende jaar 1200. Met de Franse Revolutie belandde echter niet alleen het koninklijk hoofd maar ook elke verwijzing ernaar in de voddenmand. Toen de nationale staat in 1870 komaf maakte met het keizerschap, kreeg het dorp definitief zijn huidige naam.

Dat en nog veel meer komen we te weten van onze gastheer in het dorp, terwijl we onze zware hoogpoter dankbaar in z’n tuinhuis stallen. Logeren in een chambre d’hôte, het biedt toch net dat tikkeltje meer. Zo wordt er later die avond niet alleen goed gegeten in Les Tilleuls, er wordt aan tafel ook heel wat afgekletst met de andere gasten. De vier dames die geestdriftig - zonder echtgenoot! - op pelgrimage zijn, tonen dan ook bijzonder veel interesse in onze handel en wandel.


Na een korte ochtendwandeling die ons over geplaveide straatjes langs oude huizen met kleine gotische vensters voert, nemen we vóór de kerk van Saint-Gengoux hartig afscheid van onze vier “pèlerines”. Met kwikstanden die de zomerse toer opgaan, wordt een pelgrimstocht al gauw een calvarie, denk ik bij mezelf terwijl ik de GS kwistig in de toeren laat klimmen. De boxer grolt dat het een lieve lust is en ook wij hebben er duidelijk zin in. In een diepe verbondenheid zoals alleen een motorrijder dat is met zijn machine geniet ik ten volle van een open heuvellandschap dat zijn bont tapijt keurig voor ons uitrolt.


Natuurlijk wordt er niet in één ruk doorgereden, ook al is het comfortabel zitten op de motor. Om te beginnen kunnen we in het dorpje Cormatin onmogelijk het kasteel uit de 17e eeuw negeren. Gelegen in een schitterende Franse renaissancetuin, compleet met buxuslabyrint en schildpaddenfontein, zijn het vooral de somptueuze vertrekken uit de tijd van Lodewijk XIII en een monumentale wenteltrap (die overigens alleen maar naar de zolder leidt) die waar voor je entreegeld bieden. Noblesse oblige of hoe de hoge adel een fortuin spendeerde om hun status te etaleren. Gelukkig voor ons bleef het kasteel gespaard van de algemene volkswoede in 1789. Naar verluidt wist de markies de verhitte gemoederen te blussen met de wijnvaten uit zijn kelder! Na een grondige restauratie in de jaren tachtig van de vorige eeuw staat het kasteel helemaal bovenaan op het to do-lijstje van elke toerist.


Opgepoetste middeleeuwen

Kleine restauratiewerken zijn er ook nog steeds aan de gang in Brancion, een juweel van een burchtdorp hoog op een rots in de Hoge Mâconnais. De mannen die we aan het werk zien, blijken veroordeelden te zijn die zo hun steentje aan de maatschappij bijdragen. Een middeleeuwse burcht, een romaanse kerk, een overdekte markthal, ik geef mijn ogen flink de kost en schiet er het ene stilleven na het andere.


Veel volk valt er immers niet te bespeuren zo vroeg in het seizoen. Heeft het dorp misschien een iets te opgepoetste museumlook, des te natuurlijker is het uitzicht over de zee van groen waarin het romaans kerkje van La Chapelle-sous-Brancion eerder nietig lijkt. Aan kerken en kloosters geen gebrek in deze streek. Na de uppercut van de Noormannen was de Kerk langzaam maar zeker overeind gekrabbeld, niet in het minst onder impuls van bloeiende kloosterorden als die van Cîteaux en Cluny, beiden gevestigd op Bourgondische bodem.
L’art roman is misschien nog het best vertegenwoordigd op onze volgende stop. Met de abdij van Saint-Philibert bezit Tournus namelijk één van de best bewaarde romaanse kloostergebouwen van Europa. Zelf zijn we veeleer onder de indruk van het Hôtel-Dieu, een hospitaal uit de 17de eeuw dat met zijn drie gescheiden ziekenzalen (één voor de mannen, één voor de vrouwen en één voor de militairen) nog tot in 1982 bedrijvig was. Het oude stadje aan de Saône draagt ook met recht en rede de titel van ‘poort tot het zuiden’. Zo blijven de typisch Franse vensterluiken en de winkels achter de pastelkleurige gevels onverbiddelijk dicht wanneer we door de smalle straatjes slenteren. Hier, op de grens tussen de langue d’oc en de langue d’oïl, laat de siesta al duidelijk haar invloed gelden.


In een zalig zuiders ritme dat we ons ondertussen hebben aangemeten, tuffen we nonchalant over petieterige wegen richting Blanot. Het landschap onderweg is van een eenvoudige schoonheid, kort maar krachtig neergezet in typische penseelstreken van geel, bruin en groen. Wuivende koolzaadvelden en brakke akkers spelen er om beurten haasje over met malse weidegrond en wingerende wijnaanplant. In het dorpje Chardonnay dat, hoe kan het ook anders, zijn naam heeft gegeven aan de populaire druivensoort, draai ik likkebaardend enkele rondjes voor de versterkte poort van de lokale cave. Een proeverij is helaas niet aan de orde vandaag en bovendien is het steenoude Blanot waar we overnachten veel te interessant om niet aan een grondige verkenning te onderwerpen vooraleer we in een opperbeste stemming aanschuiven bij Florence en Françoise!


Cluny en de Clunisois

Het ingetogen karakter van de streek laat niet alleen op ons een diepe indruk na. Ook het dozijn monniken dat zich hier in de 10de eeuw kwam vestigen, wist verdomd goed waar de hemel zijn plekje op aarde had. Cluny I, Cluny II, Cluny III… in de loop der eeuwen werd de oorspronkelijke kapel van abt Bernon telkens weer uitgebreid. Eeuwenlang gold de kerk van Cluny als de grootste in haar soort, totdat ze door de Sint-Pietersbasiliek van Rome de loef werd afgestoken. Op het toppunt van haar macht telde de benedictijnerorde van Cluny meer dan 10.000 monniken en waren er honderden kloosters in Europa bij aangesloten.


Van de oorspronkelijke abdijgebouwen bllijft er niet veel meer over, hoewel de ruïnes nog altijd indrukwekkend zijn. Cluny is echter meer dan een abdij, dat ondervinden we meteen van zodra we de kloostertuin uitwandelen. In de smalle straatjes gonst het van de bedrijvigheid en met stukken van de omwalling en enkele unieke romaanse gevels is het zeker niet slecht bedeeld. Boven op de middeleeuwse Tour des Fromages, vol met gaten zoals een echte kaas betaamt, genieten we van een 360° zicht op het stadje dat zich rond de beroemde abdij ontwikkelde. Vind je Cluny iets te wereldlijk en wil je als moderne pelgrim toch aan je spirituele trekken komen, dan zak je beter af naar het naburige Taizé. Elk jaar vinden duizenden jongeren uit Europa elkaar hier in bezinning en gebed. Niks voor ons, maar wij zijn dan ook geen halfwassen adolescent die nog op zoek is naar een leidraad in zijn leven.


Onze rode draad is de route op de gps die de BMW nog een rondje laat draaien in de Clunisois, het groene achterland van Cluny. De D152 zet ons in de goede richting en lang duurt het niet of we staan op de top van de Butte de Suin, net geen 600 m hoog. Een romaans kerkje en reusachtig Maria-beeld kunnen natuurlijk niet ontbreken op dit wonderlijk uitzichtspunt. De plek vormt ook de waterscheidingslijn tussen het water dat aan de ene kant naar de Atlantische Oceaan stroomt en aan de andere kant de Middellandse Zee vervoegt. In Mazille pikken we nog een zoveelste, in dit geval ommuurd, romaans kerkje mee en dan is het welletjes geweest voor de dag.


De kamers van Hostellerie d’Eloïse, ons hotelletje aan de rand van Cluny, zijn misschien wat gedateerd, de keuken is voortreffelijk. Tussen de perfecte cuisson van een lekkere boeuf charolais en een romig puntje Epoisses vind ik eindelijk wat tijd voor een tekstberichtje naar huis. “Heuvelend groen met hier en daar een boerderij of wijnhuis in de schaduw van een kerkje of kasteel, de streek van Cluny is de perfecte balsem voor lichaam en ziel. Gulzigheid is hier geen zonde…” Bourgondisch genieten met andere woorden!

Hebben hertogen en abten in de middeleeuwen hun stempel gedrukt op de streek, dan zijn het vooral dichters en politici die er tastbare sporen hebben achtergelaten in de 19de en 20ste eeuw. Nog meer dan de Chalonnais en de Clunisois inspireerde de zonovergoten Mâconnais in het uiterste zuiden beroemde schrijvers als Alphonse de Lamartine en, een dikke eeuw later, de Franse president François Mitterand. Zo was de eerste kind aan huis in het glooiend landschap nabij Mâcon. De toeristische Route Lamartine volgt uiteraard de verschillende gebeurtenissen in het leven van de dichter-politicus, van zijn wieg in Mâcon en gelukkige kinderjaren in Milly-Lamartine tot het kasteel in Saint-Point waar hij met zijn dierbaren begraven ligt.


In het land van Lamartine

Van Cluny is het nog geen half uur bollen naar Saint-Point, waar dikke Charolais-koeien onwetend maar gelukkig staan te grazen in de lieflijke vallei van de Valouze. Lamartine kreeg het kasteel van zijn vader als huwelijksgeschenk en zou er een knus familiedomein van maken, waar hij illustere tijdgenoten als Victor Hugo en George Sand over de vloer kreeg. De huidige eigenaars houden de herinnering aan de man levendig en dat is maar goed ook voor iemand die de Franse Romantiek inluidde en de afschaffing van de slavernij bekwam.

Motorbloed kruipt echter waar het niet kan gaan - in Mâcon brengen we hoe dan ook een bezoek aan het Musée Lamartine - en een kwartier later leggen we het fototoestel finaal het zwijgen op. De weg van Saint-Point voert ons over de Col des Enceints, 529 m hoog, naar Pierreclos. Het kasteel, waar onze knappe dichter ooit de schoondochter van de heer des huizes kwam verleiden, is niet alleen een lust voor het oog, je kan op het domein ook je tong charmeren met een glaasje Pouilly-Fuissé (niet te verwarren overigens met de Pouilly-Fumé van de Loire!). ‘Mise en bouteille au château’, voor een keer doet men het etiket op de fles geen geweld aan!


De ene wijngaard na de andere vergezelt ons nu langs de D177. Gaandeweg krijgt het vriendelijk karakter van de streek een scherper kantje. Daar zorgen de steile kalkrotswanden van de Roche de Vergisson en zijn beroemde buur Solutré voor. Deze verheffen zich op zo’n markante manier in het landschap dat de primitieve mens tienduizenden jaren geleden al deze Grand Site de France met eerbied en ontzag benaderde. De duizenden botten van paarden en bisons die men aan de voet van de rots heeft gevonden, hebben voor alle duidelijkheid niets te maken met een of andere list waarmee de Cro-Magnonjager uit het Solutréen massaal deze viervoeters de afgrond zou hebben ingejaagd!

De Rots van Solutré is echt wel een mythische plek waar je niet omheen kan. Motor aan de kant en klimmen maar! Geheel in het spoor van Mitterand die hier elk jaar met Pinksteren de rots opwandelde. Een ritueel dat hij kort na de tweede wereldoorlog met enkele kameraden was begonnen, uit eerbetoon aan het verzet dat zich hier had schuilgehouden. Een grandioos vergezicht, inclusief de witte contouren van de Mont Blanc, is onze beloning na een niet eens zo vermoeiende wandeling naar boven. Een knapperig stukje stokbrood met wat verse geitenkaas maakt het beeld compleet.


Geitenkaas, ja, daarover komen we alles te weten bij boer Guy. De man heeft zijn erf op enkele stappen van La Grange du Bois, een rustieke chambre d’hôte met het mooiste panorama van de streek. Zijn 70 geiten leveren gemiddeld 40 liter melk per dag, goed voor 130 ronde kaasjes, boutons de culotte genaamd. Vers van de geit of gerijpt in de wind, ze vliegen zo de deur uit. Is de vraag groter dan het aanbod, onze bioboer houdt het sowieso kleinschalig en eenvoudig. Wat we er te proeven krijgen bij een glaasje Mâcon smaakt er alleen maar beter van!


Ook de weerboer houdt halsstarrig vast aan hetzelfde zonnige vaatje. In Mâcon hebben we opnieuw afspraak met onze dichter uit de Romantiek. We parkeren onze motor aan de kathedraal, of liever wat ervan rest, en wandelen naar het musée Lamartine, dat is gevestigd in een 18de-eeuws herenhuis. Portretten en bustes, maar ook schilderijen door zijn vrouw en allerhande objecten uit zijn artistieke en politieke carrière vertellen ons een verhaal dat leest als een boek. Een bewogen leven, zoet maar ook bitter, zeker toen zijn politieke en literaire successen begonnen te tanen. Verlamd, geruïneerd en vergeten stierf hij in de armen van zijn nicht in Parijs op 28 februari 1869. Enkele dagen later werd hij, zoals hij het wou, begraven in Saint-Point. Een triestig einde, maar zoals hij zelf zo mooi verwoordde: “Het leven is kort; een beetje liefde, een beetje droom, en dan: vaarwel.”

Veel meer dan een terrasje in Mâcon zit er die voormiddag niet meer in. We proeven er het beste van de zon in een glas en snuiven nog gauw wat mediterrane sfeer in de buurt. Echt bekoren kan de stad me niet, daarvoor is het veel te druk. Berzé-le-Châtel en z’n robuuste burcht hoog boven de Val Lamartinien doen dat wel, net als Berzé-la-Ville met zijn typische huizen van de streek. Verrassend goed bewaard zijn de fresco’s in de romaanse monnikenkapel. Naar het schijnt had de abt van Cluny hier zijn buitenverblijf om tot rust te komen en te mediteren… of een glas te drinken van zijn eigen cru’s!


Keer op keer baggeren we hierna achter een huizenhoge hoogpoottractor en op weg naar Saint-Amour verdrinken we zowaar in de wijngaarden. Het hartendorp in het noorden van de Beaujolais is vooral in trek bij Japanse koppeltjes, zo laten we ons vertellen in de plaatselijke Auberge du Paradis.


Het hotelletje is bijzonder knap ingericht en naar het schijnt serveert de kok er de beste gerechten. Een paradijselijke plek om Valentijn te vieren… of het einde van een zalige motorvakantie!

Praktische informatie

Ligging

Bourgondië ligt in het hart van Frankrijk en telt 4 departementen, waarvan dat van de Saône-et-Loire het meest zuidelijke is. Het departement is minder bekend dan zijn noorderbuur, maar net daarom zo aantrekkelijk om rustig wat te toeren.

Afstand

Het zuiden van Bourgondië is gemakkelijk bereikbaar via de snelweg. Toch maal je behoorlijk wat kilometers af voordat je aan de (tol)poorten van Chalon-sur-Saône staat.

Oppervlakte

8.575 km²

Inwoners

556.000 inw. (65 inw./km²)

Klimaat

Bourgondië kent een landklimaat met koude winters en warme zomers. Het zuidelijk deel en in het bijzonder het rivierdal van de Saône profiteert uitbundig van warme luchtstromingen uit het zuiden. Een aangename lente en een gouden herfst zijn er geen uitzondering.

Onderdak


Meer info




 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten