De Ronde van Zwitserland

Het beste van Zwitserland over ’s lands mooiste wegen, de Grand Tour of Switzerland is een iconische roadtrip door berg en dal in het land van Wilhelm Tell. Netjes bepijld en mits het nodige budget is deze rondreis als een Zwitsers zakmes geknipt voor het motoravontuur.

Tekst & foto’s: Kris Van der Stockt

Niks zo heerlijk als rondjes maken met de motor, omheen de kerktoren en liefst nog wat verder! Dat hebben ze bij Zwitserland Toerisme goed begrepen. Zo schuiven ze je ruim 1600 km onder de wielen als je hun Grand Tour volgt tot het allerlaatste bord. In ruil daarvoor krijg je een veelheid aan bekende en minder bekende highlights te zien, langs onberispelijke wegen waar onze als Grand Tourer uitgeruste Versys behoorlijk pap van lustte.


Het puurste is meteen ook het duurste Alpenland. Dat merken we van zodra we in Basel onder het lommer van een kastanjeboom belanden voor een lekker maar prijzig diner! Toch is het niet de sterke Zwitserse frank die ons verrast. Met meer dan 40 musea kroont Basel zich onovertroffen tot cultuurhoofdstad. Tegelijkertijd bruist de universiteitsstad van het leven. Leuk om zien is hoe beneden aan de Rijn het jonge volk zich drijvend aan een koord van de ene oever naar de andere trekt! Een zomerse drukte die wat verder op een stemmig binnenpleintje helemaal verstomt. Maar goed ook, want morgen begint het echte avontuur!


De eerste etappe van de Grand Tour voert van Basel naar Neuchâtel. De ideale start om in het ritme van de roadtrip te geraken, want tussen beide steden ligt het massief van de Jura. Als opwarmer voor het latere Alpenwerk krijgen we zelfs enkele haarspeldbochten gepresenteerd. De zuurstof in de lucht geeft de viercilinder dadelijk vleugels. Gezwind lepelen we de bochtjes naar binnen als waren het balletjes in tomatensoep.


Schittert het oude Saint-Ursanne als de parel van de Jura, dan blinkt het moderne La-Chaux-de-Fonds uit als dé horlogemakersstad van het land. Gelukkig hebben we in deze hooggelegen maar ogenschijnlijk oninteressante stad een afspraak met een gids. Deskundig wijst ze naar de huizen met hun talloze ramen tot in het dak. Het precisiewerk in de uurwerkateliers vergde vooral veel licht. Allicht tikt het klokje nergens meer dan hier. Hoe dan ook, samen met het unieke dambordplan en haar specifieke art nouveau interieurs heeft de horloge-industrie de stad op de Unesco-lijst gezet.


Na het proeven en nog eens proeven van alcohol uit lang vervlogen tijden in het absintmuseum van Môtiers zijn we opnieuw toe aan wat zuurstof. Deze tanken we in overvloed hoog boven het keteldal van de Creux-du-Van, een natuurlijk amfitheater met loodrechte wanden van wel 200 m. Van een fantastisch fotomoment gesproken om de dag mee af te sluiten!


Van Neuchâtel, het grootste meer op Zwitserse bodem, gaat het alleen maar in crescendo. En dan heb ik het niet over de zon die versterkte stadjes als Murten, Fribourg en Gruyères (met een ‘s’ op het eind, in tegenstelling tot de gelijknamige kaas) van hun mooiste kant laat zien.


Via het heteluchtballonnendorp Château-d’Oex en het rijkeluiski-oord Gstaad gaat het in versnelde pas verder. Dreigende wolken en al even donkere maar typische Berner Oberland-chalets zijn ons enige gezelschap onderweg. Daar voegen zich wat later dikke regendruppels bij, zodat we humeurig en hongerig aankomen in het gletsjerdorp Grindelwald. Een 4K-balkonzicht, warme maaltijd en mals bed brengen ons er weer helemaal bovenop. Na regen komt sowieso zonneschijn, da’s een waarheid als een koe. Die hebben trouwens niet te klagen, die Milka’s hier. Dat zie je gewoon aan hun kop, echt waar.

De Top of Europe, zo wordt de Jungfraujoch genoemd. De 3454 m hoge bergkam, meteen ook Europa’s hoogst gelegen treinstation, scheidt de ene vierduizender (Mönch, de monnik) van de andere (Jungfrau, de maagd). Samen met de iets noordelijker gelegen Eiger, net geen 4000 m hoog, vormen zij een onafscheidelijk trio dat tot ieders verbeelding spreekt. Zo kost het ons weinig moeite om de Kawa een voormiddag ongemoeid te laten. Met hoge verwachtingen sporen we met het tandradtreintje dwars door de Eigerwand naar boven.


Een topidee dat we met een wagon vol enthousiaste Aziaten delen. Ook in het station is het koppen lopen, zelfs al laat de alpiene pracht van bergtoppen en gletsjertongen zich maar met mondjesmaat zien. Japanners, Chinezen, Pakistanen en Indiërs drummen zich te pletter in de lift naar de top van de Sphinx. Eén voor één willen ze op de foto en allemaal willen ze een warme chocola. Restaurant Bollywood is niet aan ons besteed. Wij zoeken en vinden een rustig plekje met zicht op de witte wereld in het Crystal Restaurant. Door het raam zien we de Aletschgletsjer heel even knipogend zijn tong uitsteken. Over enkele dagen hebben we misschien meer geluk als we hem in het kanton Wallis aan de overkant een bezoekje brengen.


Beneden in het dal en vooral langs de smaragden Brienzer See trakteert de zon ons op een koloriet van groen, groener en groenst. Hoeft het gezegd dat de Versys in z’n Kawa-kleur zich als een vis in het water voelt? Iets minder op ons gemak zitten we tussen het chique cliënteel van Grandhotel Giessbach, hoog boven het Brienzer-meer. Dineren met de blik op een waterval die zich trapsgewijs een halve kilometer naar beneden stort, dat mag wat kosten.


De op het eerste zicht wat stuurs ogende gids ontpopt zich de volgende ochtend tot een gedreven verteller. Terwijl het stoomtreintje zich dampend op gang trekt voor een steile klim naar de Brienzer Rothorn, neemt de man ons mee in zijn geboortedorp. Brienz staat bekend om zijn houtsnijwerk, waarmee men indertijd de eindjes aan elkaar probeerde te knopen. Je zou het haast niet geloven, maar één van de rijkste landen ter wereld is ooit de schooier van Europa geweest.


Net zo ongeloofwaardig klinkt zijn verhaal waarin koeien met een bel rond de nek meer melk geven of zijn uitleg waarom Zwitserse vensterbanken zoveel geraniums dragen. Maar blijkbaar ligt de melkproductie toch hoger als de koeien zich met een bel veiliger voelen op de Alpenweiden. En dat geraniums vervelende insecten weghouden, weten we nu ook!


Na Brienz volgt nog geen tien minuten later Hofstetten. In het openluchtmuseum van Ballenberg hebben meer dan honderd representatieve woningen uit heel Zwitserland, vaak eeuwenoude boerderijen, hun stek. We pikken er de mooiste uit en spelen nog gauw een slaatje naar binnen op terras. 


Gebrek aan tijd doet ons via de col du Brünig de kortste weg naar Luzern nemen. Tevergeefs, want regen doet alsnog het beloofde Pilatuspanorama, boven op de huisberg van Luzern, in het water vallen. Zelfs wandelen wordt noodgedwongen schuilen onder de beroemde Kapellbrücke. ‘Some people feel the rain, others just go wet’, met die gevleugelde woorden van Bob Marley, of was het Bob Dylan, maken we er een gezellige avond van in Luzern. Al zit de lekkere Italiaan aan de overkant van de Reuss-rivier hier voor iets tussen.


Een dag van contrasten, zo mag je de rit van Luzern naar Trasadingen, in de buurt van Schaffhausen, wel noemen. Om te beginnen doet Luzern zijn naam alle eer aan in het overvloedig ochtendlicht. 


Toch moeten we absoluut naar binnen. Het Verkehrshaus, net buiten de stad, loont zeer de moeite, zo heeft men ons op het hart gedrukt. Treinen, dat kan niet anders, maar ook auto’s, boten en vliegtuigen ontbreken niet in dit populaire doe-museum. Mobiliteit, de Zwitsers weten er voorbeeldig weg mee!


Kilometerslang laat het fjordachtige Vierwoudstrekenmeer zich hierna van zijn mooiste, zeg maar zuiderse, kant zien. Totdat een hevige stortbui ons halsoverkop naar binnen jaagt in Brunnen. Tijd voor een koffie, ja zelfs meer dan één … Regenkledij aan, dan weer uit, zo gaat het niet bepaald vooruit. 


Dat is niet eens zo erg, want in het kanton Schwyz klopt het hart van Zwitserland. Als één van de drie oerkantons van het eedgenootschap heeft de dappere deelstaat zijn naam gegeven aan de latere natie. Ondertussen is het landschap vlakker en het verkeer drukker geworden. Eens Zürich en Winterthur voorbij wordt alles weer wat rustiger op de baan. Enkel boven ons hoofd leveren wolken en zon een gevecht op leven en dood.


De heuvels van het kanton Schaffhausen, het meest noordelijke van Zwitserland, grenzen in het zuidwesten aan de Klettgau, een vruchtbare vlakte waar ooit de Rijn zijn bedding had. Eindelijk heeft het landschap weer wat vorm gekregen. 


Als de zon na een apocalyptische onweersbui de wijnheuvels van het Blauburgunderland doet glimmen van het groen, staan we helemaal perplex. Een fotografisch cadeau dat ik met open armen ontvang. Onze groene jongen mag natuurlijk ook mee op de foto.


Tevreden heffen we het glas bij Monika en Andreas. In een wijnvat slapen hebben we nog nooit gedaan. Dat kunnen we ook weer afvinken.


Van de kloosterstad Sankt-Gallen onthouden we vooral de lekkere chocolade die we hebben gedronken in de schaduw van de abdijkerk. Al zijn we in de eerste plaats gekomen voor de wereldberoemde Stiftsbibliotheek. Zelf heb ik ze niet geteld, maar naar het schijnt staan er 170.000 boeken op de schappen in de rococo-zaal. Enkele honderden manuscripten zijn zelfs meer dan 1000 jaar oud. Teveel kennis voor één man, dus slof ik na een kwartiertje ongemerkt naar buiten.


Appelgroen, dat is de kleur van Appenzell. Alpenweiden alom, zover het oog reikt. Het gelijknamige dorp lijkt wel een kleurboek met zijn beschilderde gevels en uithangborden. Wat is Zwitserland toch mooi! Het vorstendom Liechtenstein, enkele tientallen vierkante kilometer soevereine staat tussen Oostenrijk en Zwitserland, zijn we zo doorheen. Bepaald onder de indruk zijn we niet, al imponeert het kasteel van Vaduz wel hoog op zijn rots.


In Maienfeld, het dorp van Heidi, dat vrolijke Alpenmeisje uit de wereldberoemde kinderroman, zwaaien we de deur naar Graubünden helemaal open. Het grootste kanton van Zwitserland oogt ruig en ongerept, zeker na onze passage door het lieflijke Appenzellerland. Een woeste wereld van bergen, dalen en meren die in de begindagen van het toerisme enkel voor de rijken was weggelegd. Al kan je in Davos en Klosters nog altijd niet betalen met een peulenschil …


De bijna 2400 m hoge Flüelapas verbindt Davos met Susch, in het benedendal van het Engadin (‘tuin van de Inn’ in het Retoromaans). Het landschap is onwezenlijk mooi, ook wanneer ik me in het opengebroken centrum van een bergdorp klem rijd. 


Graubünden en het Unterengadin in het bijzonder zijn dé ontdekking van deze Grand Tour. Absolute top is ook Hotel Meisser in Guarda, misschien wel het allermooiste bergdorp van Zwitserland.


Ontbijten op een hotelterras met onbetaalbaar zicht op de Engadiner Dolomieten neemt net iets meer tijd in beslag. Ook van de klaterende dorpsfonteintjes en met sgraffito beschilderde huizen krijgen we niet genoeg. En toch moeten we verder, want in Ticino maken ze het mooie weer. De zon schijnt inderdaad, haast elke dag, in het zuidelijkste kanton van Zwitserland. Er heerst dan ook een mediterrane vakantiestemming in Ascona, de parel van het Lago Maggiore.

Voor het zover is, dienen we na het hooggelegen Sankt Moritz nog twee bergpassen te trotseren. De Julierpas, die op zijn hoogste punt de waterscheiding vormt tussen de Rijn en Donau, laat zich gemakkelijk strikken. De San Bernardino van zijn kant spartelt flink tegen. Mist en regen proberen bocht na bocht de Kawa te verschalken. De Versys laat zich echter niet uit zijn lood slaan.


Twee uur later rijden we onder een wolkenloze hemel in de allerbeste stemming Ascona binnen. Een heerlijk stukje Italië in Zwitserland dat we enorm weten te appreciëren. Pizza, pronto!


Na een felgesmaakte ‘New Orleans-ervaring’ in de straatjes van Ascona en een ‘sweet & spicy’ popoptreden van ene Nina Attal gaat de wekker van de gsm meermaals in snooze. Maar goed dat de drie Sforza-kastelen in Bellinzona nergens heen kunnen. 


Na Ticino’s hoofdstad wordt het landschap merkbaar ruwer. Met het afscheid van Ticino zijn we opeens ook de zon weer kwijt. Zowel op de Gotthard- als op de Furkapas ontmoeten we bekende weervrienden. Van scherp stuurwerk is helaas geen sprake. Bovendien breit een onheilspellend benzinemetertje er nog een spannend stukje aan. Beneden in het Gomsertal vinden we gelukkig wat we zoeken.


Als afsluiter willen we graag de Alpen in al zijn pracht nog eens bewonderen. Fiesch waar we verblijven, is de ideale locatie daarvoor. Vanuit het raampje van de gondel zien we meteen de beroemde kop van de Matterhorn, welke ook op de verpakking van die lekkere Toblerone-chocolade prijkt. Nog geen halfuur later staan we op de Eggishorn. Voor onze neus gooit de 23 km lange Aletschgletsjer zich op spectaculaire wijze in de bocht. Het mag dan nog slecht gaan met de gletsjers, ze zetten de mens nog altijd in het juiste perspectief.


Het einde van de Grand Tour komt hiermee akelig in zicht. Via het brede Rhônedal gaat het fluks richting Martigny. Glooiende wijngaardvelden kenmerken niet alleen het kanton van Wallis, ook in de Vaud kom je overal de Bacchus-plant tegen. 


Zo verdrinkt het kasteel van Aigle in een zee van wingerdgroen en is de weg van Montreux naar Lausanne met eeuwenoude wijngaardterrassen afgeboord. Deze laatste pronken zelfs op de Unesco-lijst, niet in het minst omwille van hun spectaculaire ligging boven het meer van Genève.


Netjes binnen de toegemeten tijd finishen we in de Olympische hoofdstad Lausanne. Dat betekent dat we met de enige metro van Zwitserland nog gauw de levendige heuvelstad kunnen verkennen. 


Toch zit onze epische roadtrip er definitief op. Morgen kunnen we op de terugweg door de Franse Jura al beginnen nagenieten. Die Franse Jura lijkt me overigens een mooie motorbestemming …

Praktische informatie

Ligging

Zwitserland ligt in het midden van Europa. Met hun Grand Tour zet Zwitserland Toerisme je aardig op weg. Op hun website vind je alle info, van een handig overzichtskaartje tot een heuse virtuele tour. Voor de 1643 km met zijn 45 topattracties, waaronder 2 biosferen, 5 Alpenpassen, 12 Unesco-sites en 22 meren, heb je minstens een week nodig. Gezien het aantal fotostops en bezoeken, inclusief heen- en terugreis, mag je nog een kleine extra week voorzien!

Oppervlakte

Zwitserland is ongeveer even groot als Nederland.

Inwoners

Zwitserland telt 8,2 miljoen inwoners.

Hoogste punt

Dufourspitze, 4634 m boven de zeespiegel (Monte Rosa-massief, kanton Wallis). Het hoogste punt van de Grand Tour ligt boven op de Furkapas (2431 m).

Talen

Duits, Frans, Italiaans, Retoromaans (soort van oud berglatijn).

Valuta

Zwitserse Frank (CHF).

Tijdsverschil

Geen.

Klimaat

Niet zozeer de breedteligging maar wel de hoogte bepaalt het weer. Er vallen dan ook grote verschillen te noteren in het land. Ticino in het zuiden bezit de beste weerkaarten. Denk eraan: Zwitserland is één van de natste landen van Europa; je legt dat regenpak dus best niet te ver!

Onderdak


Internet





Geen opmerkingen:

Een reactie posten