Lilliputter Luxemburg

Einde van het bankgeheim of niet, Luxemburg blijft me even vertrouwd als verrassend dichtbij. Bovendien blijken kleine dingen soms groot genoeg, wat maakt dat ik me makkelijk enkele dagen kon vinden in het groot(?)hertogdom.

Tekst: Kris Van der Stockt
Foto’s: Kris Van der Stockt & Jason Critchell

Waar het goed is, keer je graag terug. Zeker als je niet spoorslags naar de andere kant van de wereld moet. En bevatten de kleinste potjes dikwijls niet de beste zalf? Zo komt het dat ik tussen twee afspraken in Europa’s kleinste (het zuiderse eiland Malta niet meegerekend) op een korte midweekverrassing trakteer.

Zwierige kontjes

Had ik voordien nog zelf in enkele lussen de ruwe Oesling en het gemoedelijker Gutland verkend, dan beet de Honda zich deze keer vast in het zwierig kontje van Michel Turks KTM en Ed Goederts BMW. Als stuwende kracht achter de Luxemburgse motorfederatie MUL (Motor Union Luxembourg) kennen beide heren het mini-vorstendom natuurlijk op hun duim. Een buitenkans heet zoiets om ‘s lands mooiste wegen onder de knie, euh, wielen te krijgen. Weer of geen weer.


Ondanks de voorspelde regen houd ik het helemaal droog tot in Stadtbredimus. Vertoont het klimaat weinig verschil met de rest van de Benelux, op een oppervlakte van 82 km x 57 km hoeft een front niet veel te bewegen of je bent als weerman de pineut. Nu heb ik het sowieso gehad met al die weerberichten die op internet het mooie weer maken. Niks van aantrekken zeg ik altijd, behalve je regenpak dan. En dat kwam verdomd van pas op de terugweg!

Dat het wijndorpje Stadtbredimus aan een sluis op de Moezel ligt, heb ik meteen begrepen als ik me in Hotel Ecluse (!) installeer. Het nieuwe designhotel voelt terstond lekker aan. Het wordt nog beter als ik eindelijk de deur open krijg en er zich een kamerbrede view op de Moezel en haar wijngaarden ontrolt. Ik word er zowaar vrolijk van en weet opnieuw waarom ik een boontje heb voor landen waar de wijnstok welig tiert! Een prima hotelkeuze zeg maar, wat later die avond volmondig wordt bevestigd in het restaurant…


Vinsmoselle 

Voor het zover is, krijg ik eerst wat ander lekkers voorgeschoteld. Want ook al vormt de Moezel slechts 40 km lang een natuurlijke grens met Duitsland, toch laat zij zich aan Luxemburgse zijde heus niet onbetuigd. Zo behoren haar met Rivaner, Elbling, Riesling en weet ik wat allemaal nog beplante flanken tot de meest idyllische valleien van het groothertogdom. De Luxemburgse Moezel is misschien minder bekend dan zijn grote broer tussen Trier en Koblenz, de lieflijke hellingen zijn even prominent aanwezig in het landschap.


Van Schengen tot Wasserbillig is het inderdaad al ‘Vinsmoselle’ wat de klok slaat. Met wat verbeelding kan ik me ook hier goed vinden in de 4e-eeuwse woorden van de Romeinse dichter Ausonius: "De daken van de boerderijen die gebouwd zijn op de steile oevers en de heuvels overgroeid met groene wijnranken, terwijl beneden in stille murmeling de lieflijke stroming van de Moezel voortglijdt" (Mosella, vv. 20-22).

Staat de kwaliteit van de stille en mousserende wijntjes buiten kijf, dat geldt ook voor de wegen die kriskras het land doorkruisen. In Wormeldange, bekend voor zijn superieure wijnen, laten we de Route du Vin voor wat ze is. In luttele bochten hijst de CR122 zich naar boven en gaan we landinwaarts. De motoren hebben ondertussen helemaal elkaar gevonden. Het ene onbeduidend dorp volgt op het andere, totdat we in gelijke pas één na één ei zo na de koer van château de Bourglinster oprijden.


Het fraai gerestaureerde kasteel, Burg Linster in de volksmond, wil natuurlijk meteen met ons op de foto. Zelf wil ik vooral aan tafel, want naar het schijnt herbergt het met La Distillerie één van de elf éénsterrenrestaurants van het land. Helaas geeft de Belgische topkok niet thuis. Geen nood, gastronomisch genieten, kan je als geen ander in het groothertogdom. Per slot van rekening tel je nergens ter wereld meer Michelin-sterren per hoofd en per vierkante km!

Ook wat het aantal burchten betreft, is het Groothertogdom Luxemburg - want zo heet Luxemburg voluit! – rijkelijk gezegend. Niet minder dan 76 exemplaren, goed voor tweederde van het middeleeuws erfgoed, hebben de tand des tijds min of meer doorstaan. In Larochette, het welbekende stadje in het weelderig groene dal van de Witte Ernz, tel ik er zelfs twee hoog op een rots! Hetzelfde verhaal even later in Beaufort, dat zijn naam niet heeft gestolen. Een bloedmooie burcht, “splendide” om het met de woorden te zeggen van Victor Hugo, de bekende 19e-eeuwse Franse schrijver die de plaats tussen twee regenbuien door bezocht. Romantische zielen hebben hier geen excuus en zelfs bij het motorrijdend volk valt de middeleeuwse ruïne zichtbaar in de smaak. Of zou die heerlijk lange bocht aan de voet van de burcht er iets mee te maken hebben?


Zwitserland in Luxemburg

Half Nederland en België weet ondertussen wel dat het lekker bochtjes meepikken is in dit meest spectaculaire deel van Luxemburg. Gelukkig behoren verraderlijke kiezelsteentjes of opgelapte asfaltstroken meer en meer tot het verleden, al blijven de wegen toch behoorlijk smal. Of het legertje wielertoeristen in het spoor van de Schleck-broers hier voor iets tussen zit, durf ik niet te verwedden, maar dat blote benen en kale koersbanden niet van kiezels en spleten houden, dat weet ik wel. Nou ja, een kleine natie met drie Tour-winnaars achter zijn naam is dat min of meer aan zich verplicht. Je houdt dus best je ogen op de weg, want bij mooi weer komen onze tweewielerbroeders werkelijk als mieren uit de grond gekropen….

Motorrijders en fietsers, maar vooral wandelaars komen sinds jaar en dag naar het Mullerthal afgezakt. Het geaccidenteerd reliëf met zijn zandstenen rotsformaties en klaterende watervalletjes verborgen in het loof is dan ook een prima wandelgebied. In zakformaat weliswaar, geheel zoals het een lilliputter betaamt.


Dat dit hoopje rotsen in de 19e eeuw op Alpijns niveau werd getild, is het werk van Alexis Heck, een gewiekste hotelier die er een stukje van de toeristenkoek mee hoopte binnen te rijven. Ook toen het toerisme nog op kinderschoenen liep, waren er dus al marketeers in de weer. De man uit Diekirch is in ieder geval in zijn opzet geslaagd, want Klein-Zwitserland is nog steeds de populairste van de vijf Luxemburgse regio’s. En welk land heeft ondertussen zijn stukje Zwitserland niet, ook al is dat slechts een molshoop hoog!


Niet Diekirch maar wel het stadje Echternach is de poort tot de groene hel, zoals de buren aan de overkant van de Sûre hun strookje Sauerschweiz in het begin van de vorige eeuw plachten te noemen. Misschien wat over het paard getild door die anders zo nuchtere Duitsers, maar eerlijk gezegd liep ik er met vrouw en kroost bijna verloren de voorbij herfst! Even de benen strekken, wat klauteren tussen de rotsen, hier en daar een foto en daar zitten we gelijk weer in het zadel. 

Langs het meer van Echternach verlaten we in gestrekte draf La Petite Suisse. Voor we het goed en wel beseffen, koersen we opnieuw door het “liebliche Moseltal”. Haast en spoed is misschien zelden goed, maar er wacht ons nu eenmaal een belangrijk rendez-vous in het hotel. Niemand minder dan Edmond de la Fontaine leent immers zijn naam aan verschillende cuvées die we er één voor één… van wit over rosé tot rood… te proeven krijgen! Château Edmond de la Fontaine is hoegenaamd geen kattenpis of suikerwater zoals men wel eens smalend durft te beweren. Het etiket dat de flessen siert, is ook geen toeval: Dicks, want zo heet de man hier, was behalve schrijver ook burgemeester in Stadbredimus van 1867 tot 1870! Zijn kasteel is vandaag de dag de zetel van Domaines Vinsmoselle, de grootste wijncoöperatieve van het land. “Prost!”


Een goed land

Na de Moezel en Klein-Zwitserland in het oosten is het de volgende dag de beurt aan het centrum en het noorden van het land. Dat we hiervoor dwars door Luxemburg-stad moeten, vind ik helemaal niet erg. Met de vinger in de neus, voorwaar geen sinecure met die handschoen, volg ik de GS van Ed.


Een grootstad kan je een hoofdstad van iets meer dan 100.000 inwoners bezwaarlijk noemen. Zelfs niet wanneer overdag de bevolking verdriedubbelt. Nederlanders maar ook Belgen, Duitsers en Fransen verdienen al pendelend goed hun boterham in de rijkste hoofdstad van Europa. De tijd dat de stad zich als een Gibraltar van het noorden aan haar belagers onttrok, is lang voorbij. Zo staat er nog slechts 10% van de vroegere stadswallen overeind en tal van bruggen overspannen de diepe valleien van de Alzette en de Pétrusse. Het zicht op de bovenstad beneden in Grund is er alleszins niet minder om. Een grondige verkenning van het oude stadscentrum rond het legendarische Lucilinburhuc, de kleine burcht die ene graaf Siegfried in de 10e eeuw liet bouwen op de Bock, doen we later op de avond wel.


In Dondelange verruilen we al gauw de Rue de Luxembourg voor de Rue de la vallée, meer bepaald die van de Eisch. Toeristen kennen de vallei vooral als het ‘Dal van de Zeven Kastelen’. Wie graag wandelt, kan zich trouwens eens goed laten gaan op het 35 km lange zevenkastelenpad van Eischen tot Mersch. Zelf mag ik achteraan een tandje bijsteken op de CR105, die op zijn beurt zijn uiterste best doet om het riviertje bij te houden. In het kleine Marienthal laten we de Eisch rustig verder stromen, net zoals we in Hollenfels de middeleeuwse burchttoren ongemoeid laten. Vooraan houdt de Beemer onverminderd zijn tempo aan, ook al is het nu pas goed beginnen regenen. De Bridgestones op de VFR maken me al gauw duidelijk dat ze hun beste tijd hebben gehad. Het is niet de eerste keer dat de GS zich heer en meester toont op krullend wegdek dat er nat bij ligt. Ook in Useldange wordt er niet gestopt en dat is best jammer, want het kasteeldorp werd authentiek gerestaureerd. Europa Nostra-prijs of niet, we zijn gekomen om te rijden en zonder talmen steken we de Attert over.



Ook Luxemburg heeft zijn Ardennen 

Het kasteel van Bourscheid, 150 m hoog boven de Sûre, is toch heel wat imposanter vanop de N27 denk ik bij mezelf als we langs de muren van de vesting rijden. Nog geen km verder, in Bourscheid-Moulin, knopen we alsnog met bovenvermelde N27 aan, welke mooi de loop van de Sûre kopieert. Van het open en gemoedelijk landschap dat tweederde van Luxemburg typeert, le bon pays dus, valt er ondertussen niets meer te merken. Integendeel zelfs, onder een loodzwaar hemelplafond laat het Ardens landschap van de Eisleck zoals het noorden hier noemt zich van zijn grimmigste kant zien. Mijn buikgevoel vertelt me met een knorstem dat het niet zo ver meer is naar Vianden, het populaire toeristenstadje aan de Our.

Lunchen doen we in Auberge ‘Beim Hunn’, één van de oudste gebouwen aan de voet van het kasteel. Een bordje op de gevelsteen heet bikers welkom en dat blijken heus geen holle woorden te zijn. Behoorlijk vol zijn ook de borden die op tafel worden gezet. Ja, de patron heeft duidelijk het motorhart op de juiste plaats! Het is dan ook met pijn in hetzelfde hart als ik enkele weken later het bericht krijg dat de brave man zich in zijn Renault 4 (!) tegen een plaatselijke tractor (hoe kan het ook anders?) te pletter heeft gereden.


Tot ieders vreugde regent het niet meer als we de motoren starten. Toch ligt de Grand-Rue die dwars door het stadje loopt er verlaten bij. Zit het weer wat mee, dan kan je hier geheid op de koppen lopen. De schitterende ligging aan de voet van Luxemburgs mooiste kasteel evenals de uitstekende toeristische voorzieningen maken van het grensstadje de ideale uitvalsbasis om de knapste plekjes van Luxemburg te verkennen. Het Mullerthal, uiteraard, maar ook het natuurpark van de Boven-Sûre of dat van de Our bijvoorbeeld.

Na de obligate foto van Viandens trots, haast ongenaakbaar tussen het groen, ruilen we het fraaie stadje voor de hoofdstad van de Luxemburgse Ardennen in. Niet dat de benedenstad van Wiltz me vanop de motorfiets kan bekoren. En tijd voor het kasteel erboven met zijn interessante musea hebben we helaas niet.


Het duurt niet lang of we hebben het rijk weer voor ons alleen. Smalle maar droge wegen voeren via Goesdorf voor de tweede keer vandaag naar Bourscheid en zo naar Heiderscheid. Onderweg worden we getrakteerd op één van de mooiste groene valleigezichten van het land. De omgeving van de Boven-Sûre is één bonk, vaak nog onbekend, groen, wat het natuurpark enkele jaren geleden terecht de EDEN (European Destination of Excellence)-prijs opleverde.


Europees eigenwijs

Bourscheid, Heiderscheid en neem zelf maar eens een kijkje op de kaart, Luxemburgers lusten duidelijk pap van al dat ‘scheid’ achteraan! Een Europa dat in een Keltisch verleden nog helemaal was bedekt met dichte bossen zag deze in de loop van de middeleeuwen op verschillende plaatsen gerooid. Net die open rooiplekken in het bos, ‘scheid’ in het moezelfrankisch (de moeder van het Lëtzebuergesch), groeiden later uit tot een nederzetting of een dorp.

Hebben Bourscheid en co geen geheimen meer, de volgende plaatsen op de weg (Grevels, Rambrouch, Hostyrt-Les-Folschette…) zijn me eerlijk gezegd even vreemd als het plaatselijk dialect dat in 1984 werd verheven tot nationale taal. Met Redange en Septfontaines volgt hierna iets bekender terrein. Ook namen als Capellen en Strassen klinken me van de E25 op weg naar het zuiden vertrouwd in de oren. Mooi op tijd laveren we de motoren behendig tussen de avondspits, waar zelfs een mini-hoofdstad als Luxemburg niet aan ontsnapt. De avond is nog jong en de bovenstad wenkt…

Vertrouwd dichtbij en toch eigenwijs anders, dat is het Groothertogdom Luxemburg ten voeten uit. "Mir wölle bleiwe wat mir sin" ("wij willen blijven wat we zijn"), zo zegt men dat hier met andere woorden.


Nou, zolang dit betekent dat het aan de pomp nog steeds een slok op de borrel scheelt, dan hebben wij daar absoluut geen problemen mee!

Praktische informatie

Vakantie om de hoek

Ook al is het Groothertogdom Luxemburg klein, de verscheidenheid aan natuur en cultuur is toch bijzonder groot. Ruw in het noorden en lieflijk in het zuiden, het kleine vorstendom blijft keer op keer een kleurrijke verschijning. Van het Luxemburgs erfgoed zijn er drie van wereldklasse. Zo is er niet alleen Unesco-bescherming voor de hoofdstad op haar rots, ook de unieke fototentoonstelling in het kasteel van Clervaux en de eeuwenoude Springprocessie van Echternach staan al jaren op de lijst. Als kortbijbestemming hoef je bovendien niet zo lang in het zadel te zitten en ook ter plekke swingen de afstanden nooit de pan uit. Meer met minder, dat slaat heus niet alleen op wat je aan de pomp betaalt…

In een notendop

Officiële benaming: Groothertogdom Luxemburg, kortweg Luxemburg
Staatsvorm: constitutionele parlementaire monarchie
Staatshoofd: groothertog Henri (enige land ter wereld met een groothertog op de troon)
Officiële taal: Luxemburgs (Lëtzebuergesch)
Administratieve talen: Duits en Frans
Monetaire eenheid: euro
Oppervlakte: 2.586 km² (behoort tot de 20 kleinste landen ter wereld)
Hoofdstad: Luxemburg (103.600 inw.)
Gemiddelde temperatuur (juli): 18,4 °C
Gemiddelde jaarlijkse neerslag: 733 mm
Aantal inwoners: 537.000 (44,5% van buitenlandse origine, vooral Portugezen)
Aantal nationaliteiten: 150
Aantal banken: 150

Overnachten

Jaarlijks krijgt het mini-staatje 1 miljoen toeristen over de vloer, goed voor 2,4 miljoen overnachtingen in één van de 250 hotels en 100 campings. Van oudsher lokt de streek rond Echternach en de Moezel heel wat bezoekers. In het dunbevolkte noorden zijn vooral Vianden en Clervaux een goede uitvalsbasis. Hoofdstad Luxemburg is de ideale bestemming voor een citytrip.

Eten en drinken

Zoete Moezelwijntjes en sprankelende crémants, we zijn niet de enigen die dit naar waarde weten te schatten op een warme zomerdag. Bij een goed glas hoort een degelijk bord en eten kan je als geen ander in Luxemburg. Franse finesse en Duitse degelijkheid, gekruid met een snuifje zuiderse hartelijkheid (Portugal), hebben de Luxemburgse boerenkeuken (aardappelen en worst!) op een hoog (sterren)niveau getild.

Meer info





Geen opmerkingen:

Een reactie posten